Condensorpompen, pompen dienende om de goede werking van den condensor te onderhouden. In de eerste plaats de luchtpomp, welke dient om de lucht, die altijd in groote hoeveelheid aanwezig is, weg te pompen. (De lucht komt mede met den afgewerkten stoom door lekkage van pakking-bussen b.v. en met het injectiewater, waaruit ze onder den lagen druk, die in den condensor heerscht, onmiddellijk loslaat). Wanneer de luchtpomp tevens het verbruikte injectiewater moet verplaatsen, spreekt men van natte luchtpomp.
Heeft men voor het water een aparte pomp, dan spreekt men van droge luchtpomp. De hoeveelheid injectiewater bedraagt ca. 20 a 25 maal het gewicht van den te condenseeren stoom; deze hoeveelheid moet de natte luchtpomp dus verzetten. Bij oppervlakcondensatie bedraagt de hoeveelheid koelwater ca. 30 maal het gewicht van den te condenseeren stoom; dit moet door de circulatiepomp worden opgebracht.