Boengkoe - zelfbesturend landschap in MiddenCelebes, aan de Golf van Tolo, door de Tomoribaai, en de daarin uitloopende rivier Soemara verdeeld in N. en Z.-Boengkoe, administratief uitmakende de onderafd. B. der afd. Oost-Celebes van het Gouv. Celebes en Onderhoorigh., hoofdpl.
Laboea, (door ons verkeerdelijk genoemd Sakita, welke plaats een uur verder het binnenland in ligt), aan de rivier van dien naam. Het bestuur wordt gevoerd door een radja, met twee colleges, de „koemis ampat”, bestaande uit 4 waardigheidsbekleders, en de Soasio sengadji, bestaande uit 9 leden. De bevolking, bestaande uit de eigenl. To-Boengkoe (To, in het Boegineesch = mensch), en een aantal andere stammen, is in 5 standen verdeeld, en vindt haar hoofdmiddel van bestaan in den landbouw (rijst op droge gronden, mais, knolgewassen en peulvruchten); het hoofdvoedsel is sago, waarvan men langs de geheele kust aanplantingen aantreft,terwijl de klappercultuur in de laatste 25 jaren sterk is toegenomen. Goed timmerhout komt in het gebergte voor, o.a. 2 soorten van tjempaka (Michelia), kajoe biti (Vitex Cofassus), ijzerhout en kajoe njato. Veeteelt is van weinig belang; geiten en varkens vindt men echter in grooten getale.
De zee is bijzonder rijk aan visch, doch de winsten, uit de visscherij te trekken, laten de strandbewoners over aan vreemdelingen als Boegineezen, Makassaren en Badjo’s of Badjau’s; van deze zeenomaden vindt men een kolonie op de nabijgelegen Salabangkaeil. Ook de handel in en de inzameling van boschproducten laat de bevolking aan vreemdelingen over; vooral damar en rotan wordt uit Sakita uitgevoerd. De godsdienst der bevolking is de Mohammedaansche, met uitzondering van die van eenige stammen in het binnenland. Litteratuur: O. H. Goedhart, Drie Landschappen in M.-Celebes, Tijdschr. Bat, Gen. 1908, p. 489 e.v.