Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Asch, (scheikunde)

betekenis & definitie

Asch, (scheikunde) - de stof die na verbranding van organische stoffen overblijft, bevat de anorganische bestanddeelen van het uitgangsproduct. De verbindingen, waarin die bestanddeelen voorkomen, zijn echter in de asch andere dan in de oorspronkelijke stoffen; een deel ervan wordt eerst bij de verbranding gevormd. In de plantenasch komen als zuurresten voornamelijk koolzuur en vervolgens zwavel-, phosphor-, kiezel- en zoutzuur voor, sporadisch jodium en fluor; als metalen bij de landplanten kalium, bij de zeeplanten natrium en verder calcium, magnesium, ijzer, mangaan, koper, zink, soms ook allerlei andere elementen. Zie ASCHBESTANDDEELEN DER PLANTEN.

Deze bestanddeelen, die aan den bodem worden onttrokken, moeten bij de cultuur, hetzij in overmaat aanwezig zijn of door bemesting worden toegevoerd, waarvoor dus ook de asch zal kunnen dienen. De asch der landplanten, welke in hoofdzaak uit kaliumcarbonaat bestaat, dient voor de bereiding van dit zout (potasch) evenals vroeger de asch van zeeplanten voor sodabereiding. Tegenwoordig gebruikt men de laatste nog voor de jodiumbereiding. Daar de qualitatieve en quantitatieve samenstelling der verschillende aschsoorten sterk verschilt, is de aschbepaling vaak een eenvoudig middel om de zuiverheid van plantaardige producten te bepalen. De dieren moeten hun anorganische stoffen uit de planten opnemen. Qualitatief bevatten dierlijke producten dus dezelfde bestanddeelen. Echter is de asch vaak rijker aan phosphaten.

De beenderasch bestaat zelfs grootendeels uit calciumphosphaat. Van de aschsoorten bezit houtasch verreweg de grootste bemestingswaarde. Ze is rijk aan koolzure kali (tot 38 %), terwijl ze bovendien 31/2 tot 11% phosforzuur (P205) kan bevatten. Ook de asch van vlinderbloemigen is kalirijk (asch van boonenstroo werd vroeger voor potasch gebruikt). Zeer kalirijk zijn verder sommige zeeplanten. Turf- en vooral steenkolenasch heeft voor de bemesting weinig waarde.

< >