Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Warm

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

1. een betrekkelijk hoge temperatuur hebbend (wat minder dan heet); warme spijzen, die boven het vuur klaargemaakt zijn; wegvliegen als warme broodjes, vlot verkocht worden; het bed is nog pas beslapen; melk, warm van de koe, pas gemolken; met de warme hand geven, tijdens zijn leven, niet bij testament; (van ruimten, van de atmosfeer) waarin of waarbij de temperatuur hoog is: het is hier warm; een warm dak, zonder warmte isolatie; de grond wordt hem te onder de voeten, hij voelt zich daar niet veilig meer; warm en bezweet; het warm hebben;
2. warmte vasthouden: zich kleden; er warm in zitten, warm gekleed zijn, (fig.) goed bemiddeld zijn;
3. hartelijk, welgemeend: een warm onthaal vinden; iets warm aanbevelen; een warm voorstander van de kunst, met veel gevoel en ijver ervoor; warme bewoordingen, hartelijk; zich warm voor iets maken, zich ervoor inspannen, ervoor ijveren; het ging er warm toe, er werd flink gevochten;
4. iets warm houden, zorgen dat de aandacht of de ijver ervoor niet verslapt;
5. warme kleuren, warm van toon, die het gevoel aangenaam aandoen, een behaaglijk gevoel geven;
6. waarbij warmte te pas komt: een warme bakker, die zelf bakt (tegenover koude bakker, die alleen distribueert);
7. bij zoek spelen roept men warm/ als de persoon die moet zoeken dicht bij het verstopte voorwerp is.