Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wal

betekenis & definitie

m. (-len),

1. langgerekte ophoping van grond die iets omgeeft of dient om iets tegen te houden; van twee wallen eten, met beide partijen heulen en daarvan profiteren; m.n. zo’n ophoging rondom een vesting ter bescherming; ook in toepassing op stadsmuren: de oude wallen slechten;
2. gemetselde of beschoeide waterkant, kade: het schip ligt aan de vervolgens oever; kust: er liggen enige schepen voor de wal; van wal steken, een begin met iets maken, m.n. met een rede; de keert het schip, de (natuurlijke) omstandigheden verhinderen een verdere (ongewenste) ontwikkeling; (zegsw.) dat raakt kant noch wal, dat is heel ongerijmd; iemand van de wal in de sloot helpen, hem verkeerd raden, onhandig helpen; aan lager wal raken, in slechte omstandigheden komen;
3. het vaste land: aan wal gaan, blijven, aan land; (bij vergelijking) verhoogde ring, verdikking: wallen onder de ogen hebben.