Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vuur

betekenis & definitie

o. (vuren),

1. het gloeiende lichtverschijnsel van iets dat brandt : slaan, met een vuurslag vonken maken; mag ik wat vuur, heb je ook vuur voor mij?, om pijp, sigaar of sigaret aan te steken; een land te vuur en te zwaard verwoesten, door branden en moorden; vuur en water (in één hand) dragen, dubbelhartig zijn; met vuur spelen, (fig.) gevaarlijk spel spelen; voor iemand door het vuur gaan, alles voor hem doen; de kastanjes voor een ander uit het vuur halen, zelf de last en de moeite van iets hebben en een ander de voordelen; ergens zijn hand voor in het vuur durven steken, er een eed op durven doen; het uit zijn sloffen lopen, zich zeer veel moeite geven; dat was olie op het vuur, daardoor verergerde zijn woede nog; vonken: het vuur spat uit de stenen (onder de hoeven van de paarden); de hemel staat in vuur , de bliksem; een vuur aanleggen; de vuren doven (onder stoomketels); een pan op het vuur zetten, op de kachel, het gasstel; (zegsw.) tussen twee vuren raken, in de klem raken; ik heb wel voor heter vuren gestaan, in groter nood of gevaar verkeerd, het harder te verantwoorden gehad; er staat voor hem een potje te vuur, hij heeft een flinke uitbrander te wachten; iemand het vuur na aan de schenen leggen, het hem moeilijk maken; hem scherp ondervragen;
2. als plaats waar gestookt wordt: bij, om het zitten; (zegsw.) wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het best, wie zich het dichtst bij een bron van goede dingen bevindt, heeft er het meeste voordeel van; het eeuwige vuur, het vuur van de hel; de hel;
3. (fig.) ijver, geestdrift, hartstocht, bewogenheid, enthousiasme: in geraken; in het vuur van zijn betoog; zijn liefde was een verterend vuur; (zegsw.) het vuur (van de tweedracht) aanblazen, de twist heviger maken;
4. het afschieten van of het schieten met vuurwapens: vuur geven; vuur!, commando om te schieten; de vijand, een vesting onder vuur nemen, houden, beschieten; hij is in het vuur geweest, heeft de slag, de oorlog meegemaakt, (ook) heeft ondervinding opgedaan; iets uit het slepen, het met veel moeite voor zich weten te verwerven;
5. glans, schittering: ogen vol vuur; het vuur van een diamant, het oplichten van de facetten in allerlei kleuren; het vuur van de koorts, de gloed, de hitte;
6. vuurtoren, kustlicht: draaiend vuur; lantaarn op zeeschepen;
7. ben. voor diverse planteziekten ;
8. bederf in hout.

PLANTEZIEKTENKUNDE

Vuur bij tulpen wordt veroorzaakt door de schimmel Botrytis tulipae. Aangetaste planten blijven in groei achter of komen helemaal niet op. Op de ondergrondse delen, waaronder ook de bol, worden kleine zwarte sclerotiën gevormd en op de bladeren, die bij sterke aantasting vaak gedraaid uitgroeien, bevindt zich grijsbruin schimmelpluis met sporen. Deze kunnen gedurende het gehele groeiseizoen gezonde planten aantasten. De sclerotiën overwinteren in de grond.

Vuur op struiken en boomgewassen als aalbes, esdoorn, linde en iep wordt veroorzaakt door de schimmel Nectria cinnabarina. Er treedt taksterfte op, en op het dode hout ontstaan oranjerode puntjes, de vruchtlichamen van de schimmel, die hierom ook wel het meniezwammetje genoemd wordt. Sinds 1966 treedt in Nederland bacterievuur (perevuur) op bij peren en diverse sierheesters.

GODSDIENSTGESCHIEDENIS

In de godsdiensten van vele volken speelde het vuur een belangrijke rol. De verwoestende kracht van het vuur werd gevreesd, de levenwekkende kracht vereerd. Het vuur verdrijft de demonen; de offers aan de hemelgoden werden dikwijls door vuur verbrand (brandoffer).

Over de gehele wereld vindt men riten waarin de kracht van het vuur een rol speelt. Het meest ontwikkeld is de vuurcultus bij de Indo-europese volken. De vedische Indiërs vereerden het vuur (agni) vooral als offerdrager met talloze hymnen. Het haardvuur is eveneens heilig, de huisvader is de vuurpriester. De Perzen hielden het vuur voor zo heilig, dat zij er angstig voor waakten het zelfs door hun adem te verontreinigen. Bij de Grieken (Prometheus) werd Hestia vereerd als de maagdelijke vuurvlam en bij de Romeinen brandde het eeuwige vuur in de Vestaalse tempel en werd op de nieuwjaarsdag vernieuwd.

De paasvuren uit de Europese folklore zijn overblijfselen van de gewoonte om bij de voorjaarsequinox grote vuren te ontsteken om de komende zomer te helpen en de zonnewarmte te bevorderen. In de tempels van het mazdeïsme wordt nog altijd het heilige vuur onderhouden; in de R.K. Kerk worden kaarsen gebrand en de godslamp brandend gehouden.

LITT. H.Kuhn, Die Bedeutung des Feuers für die menschl. Existenz im relig. Leben der Völker (1938); S.Wikander, Feuerpriester in Kleinasien und Iran (1946); C.Edsman, Ignis divinus (1949).