Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Visserij

betekenis & definitie

v. (-en), de vangst van vissen en van andere in het water levende organismen als walvissen, schaalen schelpdieren, zeemos, koralen, sponzen, zeegras en wier.

De jaarlijkse wereldproduktie aan vis, schaal-en schelpdieren bedroeg in 1977 volgens schatting van de Food and Agriculture Organization 73,5 mln. t, waarvan ca. 10 mln. t zoetwatervis. In 1938 was de wereldproduktie 20 mln. t. Door het gebruik van grote fabrieksschepen met diepvriescapaciteit (Polen, USSR, Duitsland, Portugal, Spanje, Korea, Cuba, Ghana) zijn na 1960 nieuwe visgronden over de gehele wereld in exploitatie genomen en zwaar bevist. Verwacht wordt dat de produktie van de visgronden in de komende jaren niet belangrijk zal stijgen. De enige visgronden die nog voor exploitatie in aanmerking komen vormen de Atlantische Oceaan voor de Zuidamerikaanse kust en de antarctische wateren. De eerste is visrijk, maar wordt beschermd door de uitgifte van licenties door de kuststaten; de antarctische wateren worden nog onderzocht.

Wellicht kan de huidige wereldproduktie nog toenemen, wanneer over de gehele wereld de visstapels worden onderworpen aan een strikt beheer, waarbij niet méér wordt gevangen dan de visstanden kunnen verdragen. Daartoe moeten de visstapels wereldwijd, onder controle blijven om periodiek de toelaatbare vangst vast te stellen. Hoewel driekwart van het aardoppervlak door water bedekt is zal de vis in de eiwitvoorziening van de mens toch altijd een ondergeschikte rol spelen. Het visverbruik varieert sterk en is afhankelijk van beschikbaarheid en plaatselijke gebruiken. Terwijl in Nederland het visverbruik ca. 10 kg per hoofd van de bevolking per jaar bedraagt, is dit in IJsland en Japan meer dan 30 kg en in India slechts ca. 1 kg. Vis kan bijdragen om eiwittekorten op te heffen door een passende conservering, b.v. drogen (stokvis) al dan niet gecombineerd met zouten.

Door conservering kan bederfelijke vis verder binnenslands worden getransporteerd. Ook zouten alleen conserveert vis (pekelharing, ansjovis). Met het toenemen van de welvaart in het Westen en het beschikbaar komen van andere conserveringsmethoden, b.v. diepvriezen, is de belangstelling voor gezouten produkten sterk afgenomen. Roken en steriliseren (inblikken) handhaven zich als conserveringsmethode. Het diepvriezen maakte sinds de jaren zestig een grote ontwikkeling door doordat de vis in consumptieverpakking panklaar kan worden geleverd.

In de zeevisserij zijn de meest verbreide vismethoden de bodemtrawl, voor vis die steeds op of dichtbij de bodem leeft (platvis: schol, tong, schar; rondvis: kabeljauw en schelvis), en de pelagische trawl, het spannet en de purse seine (ringzegen) voor vis die ook in hogere waterlagen voorkomt (haring, makreel, wijting, blauwe wijting, koolvis en Noorse kabeljauw). Ned. kotters vissen met de boomkor op platvis.

Bij de bouw van nieuwe trawlers en kotters is in Nederland veel aandacht geschonken aan de inrichting van de 4-visruimen in verband met verbetering van de kwaliteit van de vis, de verbetering van de werken vismethoden, de voortschrijdende mechanisering.

De ongebreidelde drang tot vernieuwing en uitbreiding van de vloot aan het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig ging in 1965 gepaard met een industrievisserij (Denemarken) op haring waardoor overbevissing plaatsvond, hetgeen, voor wat Nederland betreft, leidde tot een overbevissing van tong. Het bleek noodzakelijk dat de visserij zich beperkingen ging opleggen. In 1976 golden reeds internationale voorschriften ter beperking van de vangst van bepaalde overbeviste soorten, zgn. quoteringsvoorschriften. Om te voorkomen dat een quotering van de ene soort zou leiden tot overbevissing van andere soorten konden de beperkende bepalingen niet uitsluitend gelden voor haring en tong. Met het quoteringsstelsel is een begin gemaakt met een beheersing van de visserij, die uiteindelijk beoogt: het herstel van de visstanden tot het niveau waarop zij blijvend een maximale hoeveelheid vis leveren. Daardoor ontstaat een stabiele toestand voor de markt, met de mogelijkheid van stabiele prijzen.

Voor de Noordzee is de EG verantwoordelijk voor dit visserijbeleid. Hoewel bepaalde vissoorten overbevist werden mag men hieruit niet concluderen dat de eens zo visrijke Noordzee leeg gevist is. Van 1950-1967 is de totale aanvoer gestegen van ca. 1,5 mln. t tot 3 mln. t. Op dit niveau handhaafde de visserij zich tot 1975. Daarna trad een daling in tot ca. 2,5 mln. t in 1976. De haringvangsten daalden van 933000 t (periode 1965—69) tot 126625 t (1976) en de tongvangsten van 25648 tot 13728 t.

De grootste stijging vertoonden de sprotvangsten, nl. van 765001 tot 458269 t, een niet ongevaarlijk verschijnsel, omdat rekening moet worden gehouden met een verdringing van de haring door de sprot. Bepaalde overbevissingen zijn niet omkeerbaar. De vooruitzichten voor de eeuwenoude haringvisserij en voor de tongvisserij op de Noordzee en de wateren oostelijk van de Britse eilanden en van Ierland zijn slecht, met voor Nederland quota van 9200 t tong, 35400 t schol en 8400 t haring (1978)

De kustvisserij richt zich vooral op mosselen (Waddenzee en Zeeuwse wateren), oesters en garnalen. Nu in 1977 het besluit is gevallen om de Oosterschelde slechts af te sluiten met een stormvloedkering en af te zien van een algehele afsluiting, blijft dit water voor de kustvisserij (m.n. voor mosselen oesterteelt) behouden. Daarnaast blijft de Oosterschelde behouden als kinderkamer voor de eerste levensstadia van allerlei vissoorten van de Noordzee.

De binnenvisserij speelt zich vooral op het IJsselmeer af. De belangrijkste vissoorten daar waren (in 1976) aal (1172319 kg), snoekbaars (444527 kg) en baars (716442 kg). De aalvisserij oefent men uit met hoekwant, fuiken en schietfuiken. De grootste vangsten worden gemaakt van april tot en met okt. In aug. tot okt. is de aal geslachtsrijp. Hij trekt naar zee om te paaien en de jonge aaltjes keren als glasaal terug.

Gelokt door een zoetwaterstroom trekken grote hoeveelheden glasaal door de spuisluizen, b.v. in de Afsluitdijk, naar binnen om in het binnenwater op te groeien. Om te voorkomen dat de visserij op het IJsselmeer te intensief wordt beoefend, beperkt men het aantal vissers en heeft men de kuil verboden.

België. De zeevisserij is hier het belangrijkste. De vangst vindt plaats bij Labrador, Ijsland en langs de Noordzeekust. De totale hoeveelheid gevangen vis en schaal-en weekdieren bedroeg in 1977 45000 t. Ten aanzien van de hoeveelheden vis die in België gevangen mogen worden, verschijnen er elk jaar KB's of Ministeriële Besluiten. De hoeveelheden zijn voor tong, schol, tonijn, kabeljauw en schelvis verschillend en afhankelijk van de grootte van de boot waarmee en de plaats waar men vist.

INTERNATIONAAL RECHT

Alle staten hebben ten behoeve van hun onderdanen het recht de visserij op volle zee uit te oefenen met inachtneming van hun verdragsrechtelijke verplichtingen en de belangen en rechten van de kuststaten. Ingevolge art. 1, lid 2 van het Geneefse Verdrag inzake de visserij en instandhouding van de levende rijkdommen van de volle zee (1958) rust op alle staten de plicht om, zelf of in samenwerking met andere staten, de maatregelen te treffen die nodig zijn voor de instandhouding van die levende rijkdommen. Blijkens art. 2 wordt onder ‘instandhouding’ verstaan de gezamenlijke maatregelen die een gedurig optimale opbrengst van deze rijkdommen mogelijk maken, teneinde een maximale toevoer van voedingsmiddelen en andere voortbrengselen van de zee te verzekeren. In art. 6 wordt het bijzonder belang van de kuststaat erkend bij de instandhouding van de produktiviteit van de levende rijkdommen in dat gebied van de volle zee dat aan zijn eigen territoriale zee grenst, zonder dat evenwel het betreffende gebied is omschreven. In het verdrag inzake de visserij in het noordelijk deel van de Grote Oceaan van 1953 (tussen de VS, Canada en Japan) is het principle of abstention vastgelegd:

1. alleen die staten welke kosten hebben gemaakt voor het onderzoek naar en de instandhouding van een bepaalde vissoort in een bepaald deel van de volle zee zijn gerechtigd deze visserij uit te oefenen;
2. de kuststaat zal ipso facto nooit van de visserij kunnen worden uitgesloten voorzover het betreft de visserij in delen van de volle zee grenzend aan zijn territoriale zee.

Dit beginsel, dat in feite in strijd is met het beginsel van de vrijheid van visserij in volle zee, werd door de Eerste Zeerechtsconferentie (Genève, 1958) niet aanvaard. In tegenstelling tot de visserij in volle zee, die, afgezien van maatregelen tot instandhouding van de levende rijkdommen van de zee, geacht moet worden vrij te zijn, geniet de kuststaat in zijn maritieme binnenwateren en territoriale zee exclusieve visserijrechten. Buitenlandse vissers mogen de visserij uitoefenen in de territoriale zee, mits zij daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben verkregen. Daarnaast hebben de vissers van bepaalde staten historische visserijrechten in de kustwateren van andere staten. Zo wordt sedert 1713 door Franse vissers de visserij uitgeoefend in de kustwateren van Newfoundland. Tijdens de Tweede Zeerechtsconferentie van 1960 werd door Canada en de VS voorgesteld een zes-mijlslimiet voor de territoriale zee en een additionele exclusieve visserijzone van zes mijl ten bate van de kuststaat in te stellen, met een overgangsregeling voor de bestaande visserijbelangen van niet-kuststaten.

Dit betekent dat de additionele zes-mijlslimiet onder de volle zee zou blijven ressorteren, zij het met de beperking dat de kuststaat in deze zone exclusieve visserijrechten zou genieten. Dit voorstel behaalde niet de vereiste twee derde meerderheid. Sedertdien heeft zich duidelijk de tendens gemanifesteerd om de exclusieve visserijrechten van de kuststaat uit te breiden. Zo werd in de Europese Visserijconventie van 1964 door alle Westeuropese staten, met uitzondering van Noorwegen, een exclusieve visserijzone van 12 mijl erkend. In dit verdrag wordt bepaald dat:

1. in een zone van zes mijl vanaf de basislijn vanwaaraf de territoriale zee wordt berekend de kuststaat exclusieve visserijrechten geniet;
2. in een daarop aansluitende zone van zes mijl eveneens exclusieve visserijrechten aan de kuststaat toekomen, voorzover daar regelmatig gevist was door die staat tussen 1953-62.

Overbevissing enerzijds, en toenemende zorg over het voor de economie en de voedselvoorziening van de kuststaatbevolking essentiële visbestand anderzijds, hebben vele landen sindsdien ertoe gebracht om nog uitgestrekter exclusieve visserijzones in te stellen, variërend van 50-200 mijl. Dit laatste valt samen met de gedachte om aan zeekuststaten een exclusieve economische zone van 200 mijl toe te kennen, waarin de kuststaat de uitsluitende rechtsmacht heeft met betrekking tot exploratie en exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van zee en ondergrond. Zo is in het Ontwerp Zeerechtsverdrag (de Informal Composite Negotiating Text), besproken bij de Derde Zeerechtsconferentie, het onderwerp visserijzone geheel opgegaan in de exclusieve economische zone. De standpunten terzake hebben zich de laatste jaren snel gewijzigd, visserijzone, zeerecht.

LITT. F. V. Garcia, The exploitation and conservation of the resources of the sea (1959); D.M. Johnston, The internat, law of fisheries (1965); A.W.Koers, Intern, regulation of marine fisheries (1973); A.W.Koers, The Netherlands and the intern, law of fisheries (in: Intern, law in the Netherlands, dl.1, 1978).