(veranderde, heeft en is veranderd),
1. wijzigen, anders maken: een japon veranderen; de reisplannen zijn veranderd; dat verandert de zaak, dat stelt haar in een ander licht; zijn hand(schrift) veranderen;
2. anders worden: de wind verandert, loopt om; de tijden blijven niet hetzelfde; hij is niets veranderd, geheel dezelfde gebleven;
3. verwisselen: van godsdienst veranderen, een andere godsdienst aannemen; van mening een andere mening gaan aanhangen; (zeevaart) van koers veranderen, een andere koers nemen;
4. (pregn.) een andere functie aanvaarden.