Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tafel

betekenis & definitie

v./m. (-s),

1. stuk huisraad dat in hoofdzaak bestaat uit een horizontaal blad op één of meer poten: een vierkante
2. m.n. een voorwerp als genoemd waaraan men zit om de daarop geplaatste spijs en drank te nuttigen, eettafel: een welvoorziene tafel, die van spijs en drank rijkelijk voorzien is; aan tafel gaan, gaan zitten om te eten; (zegsw.) zijn benen onder een anders tafel hebben of steken, geen eigen, tehuis hebben, waar men baas is; (recht) van en bed scheiden, de samenwoning beëindigen krachtens rechterlijke uitspraak, zonder nog de huwelijksband te verbreken; iemand onder tafel drinken, zo lang tegen iemand opdrinken, tot hij als eerste dronken van zijn stoel rolt;
3. avondmaalstafel: tot de tafel des Heren naderen;
4. gelegenheid tot het nuttigen van maaltijden: open houden, ieder gastvrij onthalen;
5. het verblijf aan een tafel, het eten: na tafeleen wandeling maken;
6. voorwerp als genoemd waarop een bepaalde categorie personen zijn werkzaamheden verricht: operatietafel, snijtafel;
7. voorwerp als genoemd, gewoonlijk met groen laken bedekt, waaraan de deelnemers aan een vergadering gezeten zijn: de groene tafel waaraan het bestuur zit (in een vergadering); om de gaan zitten, overleg plegen, een kwestie gezamenlijk bespreken; een voorstel ter tafel brengen, (in een vergadering) ter sprake brengen; van of onder de tafel geveegd worden, niet in behandeling komen; een ronde tafel, waaraan alle deelnemers als gelijken aanzitten: ronde-tafelconferentie;
8. plaat van steen, hout, metaal enz. ter herinnering aan of vermelding van een opschrift: de tafelen der wet, de stenen tafelen; de twaalf tafelen; waarop de oudste wetten der Romeinen gegrift waren;
9. tabel, chronologische tafels; de tafels van vermenigvuldiging;
10. vlak van een geslepen edelsteen dat evenwijdig aan de ringvlakte is.

Reeds bij de oude Egyptenaren was de tafel in gebruik, o.a. als offer-, toilet-, speel-en eettafel. Griekse tafels zijn alleen door afbeeldingen bekend. Van de Romeinse tafels zijn enkele lichte, driepotige, in brons uitgevoerde exemplaren bewaard gebleven. De grote tafels, waar aan men aanlag tijdens de maaltijd, dateren uit een latere periode. In Europa gebruikte men in de vroege middeleeuwen al dan niet beschilderde houten bladen, die op schragen werden gelegd en die, als men ze niet nodig had, rechtop tegen de wand stonden. Ca. 1550 kwam de tafel met vaste poten in zwang.

Sinds de renaissance bestaan er gebruiks-en siertafels. Lange tijd waren de eettafels smal, zij werden nl. maar aan één kant gebruikt. De siertafels waren vaak veelhoekig en hadden zes, acht of negen zuilvormige poten. Tijdens de barok waren de pronktafels (vaak met marmeren blad), de consoletafel en de penanttafel in zwang. Ook ontstonden toen nieuwe vormen, zoals schrijf-, speel-en toilettafels. De karakteristieke gueridon bleef tot in het empire in gebruik.

Typisch Nederlands waren de 17e-eeuwse bolpoottafel en de vooral in kleinere ruimten gebruikte flap-aan-de-wand. De table de lit, een tafeltje met vier korte pootjes dat op het bed werd gezet, en de servante, een dientafeltje, behoorden tot de tijdens het rococo ontstane tafelvormen. In de 18e 19e eeuw was m ,n. in Engeland de klaptafel geliefd. Ronde tafels naar antiek voorbeeld kwamen tijdens het empire in de mode. In de biedermeierperiode had men een voorkeur voor tafels met een zes-of achtkantige poot of met een driekante poot waarvan de holgebogen zijvlakken naar boven smaller werden. De jugendstil bracht ook voor tafels nieuwe vormen.

In de 20e eeuw werden naast hout vaak nieuwe materialen, zoals kunststof, glas en metaal toegepast. De vormen waren veelal strak. Naast de eettafel kwamen de mimi (drie onder elkaar passende kleine tafeltjes), de salon-en de bijzettafel in zwang. Daarnaast ontstond ca.1970 veel belangstelling voor oudere, vooral 19e-eeuwse meubelvormen.

LITT. A.Schneck, Neue Möbel vom Jugendstil bis heute (1962); A.Berendsen, Het meubel van gotiek tot biedermeier (8e dr. 1967); F.Dony, Antiekstijlen (2 dln. 1967).