(stuikte, heeft en is gestuikt),
1. stampen, stoten;
2. platisch vervormen van materiaal waarmee de doorsnede vergroot wordt terwijl de lengte wordt verminderd (e);
3. (balken, planken enz.) met de uiteinden vast aan elkaar laten sluiten.
(e) Stuiken van plaatmateriaal vindt veelal plaats in samenspel met rekken, b.v. bij het aanbrengen van een opstaande rand aan een ronde plaat. Vroeger gebeurde dit met de hand, tegenwoordig meestal machinaal. Voor dunne plaat (staal tot 1,5 mm, aluminium tot 2 mm) wordt een zgn. kraalmachine gebruikt, die, al naar de gewenste werkstukvorm, van verschillende rollen wordt voorzien. Voor dikkere plaat zijn speciale machines of drukpersen (die geen lawaai maken).
Stuiken vindt ook plaats bij →dieptrekken. Het stuiken bij smeden gebeurt praktisch alleen machinaal. Bestaat daarbij knikgevaar (te stuiken lengte groter dan driemaal de oorspronkelijke dikte) dan is een matrijs vereist, die echter weer een grens stelt aan bereikbare middellijn. Toepassing o.a. houtkoppen, kraag aan bus of as.