m. (-s),
1. (hist.) ieder die door de ridderslag is opgenomen in de ridderstand: tot slaan, in de ridderstand opnemen;
2. (hedendaagse adel) laagste rang van de getitelde edelen;
3. lid van een ridderorde, m.n. lid van de laagste klasse van zo’n orde: ridder in de orde van Oranje-Nassau;
4. iemand die zich ridderlijk gedraagt, m.n. die een dame onder zijn hoede neemt;
5. van de droeve figuur, belachelijk iemand.
In de middeleeuwen hadden uitsluitend priesters en ridders het recht om het predikaat ‘heer’ [Lat.: dominus] voor hun voornaam te voeren, terwijl aan de echtgenote of de weduwe van een ridder het predikaat ‘ver’ of ‘vrouwe’ geplaatst voor haar doopnaam toekwam.