Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

profiel

betekenis & definitie

[Ital. Lat. profilare, in profiel tekenen], o. (-en),

1. zijaanzicht, silhouet, m.n. van het menselijk gelaat: een echt Grieks profiel;
2. doorsnee of zijaanzicht van een lichaam, geprojecteerd op een verticaal vlak; (geologie) verticale doorsnee van aardlagen; (geomorfologie) verticale doorsnee van een terreinvorm; (techniek) doorsnede van stafmateriaal dat als handelsmateriaal op profielwalsen wordt vervaardigd meestal in staal en aluminium;
3. patroon van groeven in banden van wielvoertuigen;
4. het geprofileerd-zijn; het bezitten van sprekende trekken; (bij uitbreiding) bezit van bepaalde (gewenste) karaktertrekken en eigenschappen die een bepaald persoon, b.v. met het oog op een functie zou moeten bezitten: de ondernemingsraad maakte een profiel van een nieuwe directeur.

GEOLOGIE

Het profiel kan een natuurlijke (b.v. door dalerosie) of kunstmatige insnijding in het gesteente zijn, waardoor het mogelijk is ligging en onderling verband van de aardlagen te bestuderen. Ook de geschematiseerde, op schaal getekende doorsneden van delen van de aardkorst noemt men profielen (geologisch profiel).

GEOMORFOLOGIE

Een profiel van een dal kan in de lengterichting lopen (lengteprofiel) en dwars op het dal (dwarsprofiel). Het lengteprofiel van een rivier komt overeen met de vervalkromme van die rivier. TECHNIEK. Veel gebruikte vormen zijn de differdingerprofielen, de I NP; (NP); hoeken T-profielen. De meeste gewalste profielen vinden toepassing in de staalskeletbouw en in vakwerkliggers. De geëxtrudeerde profielen worden gebruikt in de apparatenbouw, carrosseriebouw, deuren, ramen en kozijnen en de vliegtuigbouw.

In de bouwtechniek worden bij het metselen van muren bij elke muurhoek, zowel bij een inals een uitwendige hoek, profielen gesteld. Deze bestaan uit geschaafd ribhout van 9,5 x 9,5 cm in doorsnede, lang 2-2,5 m, die zuiver loodrecht gesteld worden met behulp van een schietlood of waterpas (bouwraam).

VLIEGTUIGBOUW

Het profiel van een vliegtuigvleugel is de vorm van de dwarsdoorsnede van de vleugel evenwijdig aan het symmetrievlak door de langsas van het vliegtuig. Deze vorm wordt in hoofdzaak bepaald door een tweetal geometrische kenmerken: de skelet-of welvingslijn en de dikte van het profiel in de verschillende punten van de profielomtrek. De rechte lijn door het voorste en het achterste punt van de skeletlijn noemt men de (geometrische) koorde van het profiel. Onder de welving van het profiel wordt verstaan de afstand tussen de punten van de skeletlijn en de koorde. De profieldikte is de afstand b.v. tussen het punt A aan de onderzijde van het profiel en het corresponderende punt B aan de bovenzijde daarvan. Corresponderende punten worden gevonden door een loodlijn te trekken op de raaklijnen aan de skeletlijn CDE, waarbij de lijnstukken tussen het raakpunt D en de snijpunten A en B van de loodlijn met de onderzijde, resp. met de bovenzijde van de profielomtrek gelijk moeten zijn (AD = DB).

De skeletlijn is de meetkundige plaats van de middens van de lijnstukken die corresponderende punten aan boven-en onderzijde van het profiel met elkaar verbinden. De skeletlijn wordt soms ook gedefinieerd als de meetkundige plaats van de middelpunten der ingeschreven cirkels. Beide definities geven niet dezelfde skeletlijn. Spreekt men van dé welving en dé dikte van een profiel, dan wordt in het algemeen de maximale welving, resp. dikte bedoeld.