Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

plas

betekenis & definitie

m. (-sen),

1. kuil met water dat na de regen niet in de bodem is getrokken: pas op, daar ligt een plas ; een plaswater, ook in toepassing op andere vloeistoffen die een natte plek op de grond vormen: een bloed, een plas wijn; m.n. wat iemand geplast heeft; (kindert.) een plasje (moeten) doen, urineren; (scherts.) een plasje plegen;
2. poel, stilstaand water: poelen en plassen; ondiep meer(tje): de Hollandse en Friese plassen;
3. grote watervlakte: de grote, de wijde plas, de zee;
4. hoeveelheid vocht zo groot dat deze een plas kan vormen: zo’n plas drink ik niet!