Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

periode

betekenis & definitie

[Gr. peri, rondom, hodos, weg], v. (-s, -n),

1. tijdvak waarna dezelfde verschijnselen in dezelfde volgorde terugkeren: de van een veranderlijke ster, van een wisselstroom; (geneeskunde) elk van de tijdperken die een ziekte achtereenvolgens doorlopen moet: de longontsteking is nog in de periode van toeneming; menstruatietijd: de periode hebben;
2. tijdruimte, tijdvak: een van overgang; de puberteit is een moeilijke tijdvak van de geschiedenis dat gekenmerkt wordt door bepaalde bijzondere, eigen trekken of toestanden en daarom als een geheel wordt beschouwd; elk van de grote tijdperken waarin de geologische geschiedenis wordt verdeeld;
3. cijfergroep van een repeterende breuk die telkens terugkeert: de bestaat uit twee cijfers;
4. breed opgebouwde volzin met voor-, tussen- en nazinnen; passage;
5. muzikale volzin, bestaande uit verscheidene zinsneden, die een volledige gedachte uitdrukken;
6. (scheikunde) elk van de onderdelen van het periodiek systeem van de elementen, beginnend met een edel gas en eindigend met een halogeen.

muziek. In de muziek is een periode de doorgaans symmetrisch in voor-en nazin ingedeelde, meestal uit acht 'maten bestaande muzikale zin binnen het verband van een compositie. De periode is een kenmerk van de homofone muziek van de classicisten ca. 1800 en is tot ver in de 19e eeuw gehandhaafd.

Natuurkunde

Voorbeelden van periodiek bewegende stelsels zijn: de slinger, de torsieslinger, een magneetnaald rond haar evenwichtsstand schommelend in een magnetisch veld, de eindpunten van een stemvork, een trillende veer. Bij al deze voorbeelden kan de toestand van het stelsel volledig beschreven worden door één enkele parameter, nl. door de elongatie, zijnde de momentele uitwijking ten opzichte van de evenwichtsstand. De elongatie s als functie van de tijd t voldoet dan aan de betrekking.: 5 = f(t) = f(t + KT) met K = 0, 1, 2, 3 ... (T = periode of de kleinste waarde van het tijdsinterval). Voor waarden van t die een veelvoud van een periode van elkaar verschillen bevindt het stoffelijk punt zich op dezelfde plaats, maar het heeft bovendien dezelfde snelheid, versnelling, kinetische en potentiële energie. De periode is het inverse van de frequentie ƒ: T= 1/f.

De wisselspanning, geleverd door het elektriciteitsnet, is een periodieke functie met periode T = 0,002 s, wat overeenkomt met een frequentie ƒ = 50 Hz. De schijngestalten van de maan hebben een periode van 29,5 dagen. Periodieke trillingen met twee of meer vrijheidsgraden kunnen door projectie op de coördinaatassen steeds ontbonden worden in twee of meer periodieke functies (Lissajous, figuren van) met één vrijheidsgraad. wiskunde. Bepaalde functies hebben de eigenschap dat er in het domein een bepaald interval p bestaat zodanig dat de functiewaarden in de opeenvolgende aan p gelijke intervallen gelijk zijn. Deze functies worden periodieke functies genoemd en het interval p heet de periode van de functie.

B.v. sin (⍺ + 2k𝜋) = sin 𝛼, k geheel, periode 2𝜋; tan (𝛼 + k𝜋) = tan 𝛼, k geheel, periode 𝜋;

ዋ (x + kp) = ዋ (x), k geheel, periode p.