(kwam overeen, is overeengekomen),
1. gelijk zijn: de verklaringen van de getuigen komen vrijwel overeen;
2. samengaan, stroken, bij elkaar passen: die kleuren komen slecht overeen; zij komen overeen als kat en hond, in het geheel niet;
3. het eens worden: zij konden omtrent de prijs niet overeenkomen; tot een schikking komen, een overeenkomst sluiten: wij zijn overeengekomen, de onkosten samen te dragen; afspreken.