Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

oudheid

betekenis & definitie

v.,

1. het oud-zijn van iets: de van een geslacht;
2. lang vervlogen tijd, het verre verleden: de helden van de oudheid; de grijze oudheid, de oudste tijden; m.n. de klassieke oudheid, veelal alleen de oudheid, de tijd van de oude Grieken en Romeinen; het tijdperk tot aan de middeleeuwen;
3. (-heden), voorwerp uit oude tijd bewaard gebleven, antiquiteit of archeologische vondst: museum van oudheden.

De oudheid is in de geschiedenis de periode vóór de middeleeuwen van die volken en culturen die in de landen rondom de Middellandse Zee en de daarmee politiek en cultureel verbonden gebieden (van de grenzen van het Romeinse Rijk in het westen tot aan de Indus) elkaar hebben beïnvloed en gevormd; de uitdrukking ‘klassieke oudheid’ duidt meer in het bijzonder de bloeitijd van Griekenland en Rome aan. De term oudheid is pas in de 17e eeuw in gebruik gekomen (m.n. door het werk van C.Cellarius), toen men de middeleeuwen niet meer uitsluitend als een barbaars intermezzo tussen de oudheid en de renaissance zag. De grens van de oudheid met de prehistorie is vloeiend (protohistorie) en valt niet voor alle volken in dezelfde tijd. De overgang van de oudheid naar de middeleeuwen is een langdurig proces geweest; vandaar dat de grens tussen beide perioden in verschillende tijden wordt gelegd, b.v. bij het optreden van Constantijn de Grote (306-337), het begin van de grote volksverhuizing (375), de definitieve splitsing van het Romeinse Rijk (395), het einde van het Westromeinse keizerschap (476), de verovering van Italië door de Langobarden (568) en (volgens H.Pirenne) de Arabische expansie in het westelijke deel van de Middellandse Zee (8e eeuw). De meest natuurlijke indeling van de zgn. oude geschiedenis is die in de geschiedenis van de Oosterse volken, die van Griekenland (inclusief het hellenisme) en die van Rome. periodisering (van de geschiedenis).

LITT. E.Meyer, Gesch. des Altertums (5 dln. 1910-39); The Cambridge ancient hist. (12 dln. 1924-39; 3e dr. 1970 vlg.); M.Rostovtzev, A hist. of the ancient world (2 dln. 1926-27); H.Bengtson, Einf. in die alte Gesch. (1962); C.G.Starr, A hist. of the ancient world (1965); M.A.Wes, Das Ende des Kaisertums im Westen des römischen Reiches (1967).