Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Oud, Pieter Jacobus

betekenis & definitie

Ned. jurist en politicus, *5 december 1886 te Purmerend, ♱12 augustus 1968 te Rotterdam; broer van J.J.P. Oud.

Oud studeerde rechten te Amsterdam. Van 1917—33 was hij secretaris van de Vrijzinnig Democratische Bond en lid van de Tweede Kamer, in 1933—37 minister van Financiën. Oud devalueerde in 1936 de gulden door loslating van de gouden standaard. In 1937 werd hij opnieuw lid van de Tweede Kamer, gedurende 1938—52 was hij burgemeester van Rotterdam (1941—45 door de Duitsers ontslagen). Oud sloot zich in 1946 met de Vrijzinnig Democratische Bond aan bij de Partij van de Arbeid, maar verliet deze partij in 1947, vooral uit onvrede met het Indië-beleid. In jan. 1948 werd een fusie tot stand gebracht tussen de groep—Oud en de toenmalige Partij van de Vrijheid van D.U.Stikker. Het resultaat was de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (vvd). Tot 1963 leidde Oud de WD—fractie in de Tweede Kamer.

In 1963 werd hij minister van staat; van 1952—57 was hij hoogleraar staatsen administratief recht te Rotterdam. Werken: Honderd jaren, 1840—1940 (1946), Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden (2 dln. 1947—48; supplement 1954), Het jongste verleden, parlementaire geschiedenis van Nederland 1918—40 (6 dln. 1948—51).

LITT. Mr.P.J.Oud gezien door zijn tijdgenoten (1951); H.J.L.Vonhoff, Bewegend verleden. Een biografische visie op prof.mr.P.J.Oud (1969).

< >