bn. en bw. (-er, -st),
1. nauwkeurig acht gevend: een toeschouwer; bw.: hij sloeg haar oplettend gade;
2. zich moeite gevend om een zaak in zich op te nemen en te verwerken: een oplettende leerling;
3. voorkomend, zorgzaam: hij was zeer oplettend jegens de dames.