Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-06-2020

onderzeeboot

betekenis & definitie

v./m. (—boten), een oorlogsschip dat speciaal is ontworpen voor de vaart onder water.

(e) Bouw. Een onderzeeboot heeft de vorm van een sigaar of een langgerekte druppel en bestaat uit een of meer druklichamen van hoogwaardig staal. Bij de meeste typen bevindt zich aan weerszijden van het drukvaste gedeelte een niet-drukvaste buitenbouw, waarin tanks zijn gemonteerd. Boven op het druk-vaste gedeelte is een niet-drukvaste bovenbouw geplaatst. Hierin is gewoonlijk een drukvaste commandotoren aangebracht. In de bovenbouw bevinden zich verder de periscoopkokers, de snuiver, de antennedoorvoeringen en de navigatiebrug. Deze bovenbouw is m.n. van belang voor de stroomlijn van een onderzeeboot. Het inwendige van een onderzeeboot bestaat uit verscheidene compartimenten, die door waterdichte deuren afgesloten kunnen worden. De indeling is afhankelijk van de grootte en het type van de boot. Globaal gaat het echter om de volgende compartimenten. De boegbuiskamer, waarin de aan de voorzijde van de boot ingebouwde torpedolanceerbuizen. Daarachter is er een ruimte voor het opslaan van reservetorpedo’s, terwijl de rest van dit compartiment als woonverblijf dient.

De hekbuiskamer, met aan de achterzijde van de boot dezelfde functie als de boegbuiskamer aan de voorzijde. In de hekbuiskamer zijn meestal ook de elektromotoren geplaatst. De centrale, het zenuwcentrum van een onderzeeboot. Hier bevinden zich de duikroergangers en de afstandsbediening van onder andere de hoofdballast— en trimtanks. Bij een onderzeeboot zonder commandotoren doet dit compartiment tevens dienst als commandocentrale en worden er ook de periscopen en de aanvalsapparatuur bediend. De machinekamer(s). Hierin zijn de dieselmotoren voor de vaart boven water opgesteld. De batterijcompartimenten. In deze compartimenten bevinden zich de batterijen die energie leveren voor de voortstuwing onder water.

Vanwege hun gewicht moeten deze batterijen altijd zo laag mogelijk worden opgesteld, waardoor het bovengedeelte van de batterijcompartimenten vrij blijft en als woonverblijf kan worden gebruikt. In een onderzeeboot is een ventilatiesysteem aangebracht, dat de bij de vaart onder water geleidelijk slechter wordende lucht regenereert door middel van kalipatronen, die het uitgeademde koolzuur aan kalium binden. Daarnaast wordt aan deze lucht verse zuurstof toegevoegd, afkomstig uit flessen of (bij sommige kernonderzeeboten) gehaald uit het zeewater.

Vaart. De overgang van de vaart boven water naar de vaart onder water wordt bewerkstelligd door de oorspronkelijk lege tanks te laten volstromen met zeewater, waardoor het positieve drijfvermogen van de boot in een licht negatief drijfvermogen verandert. Bij het bereiken van de gewenste diepte wordt een neutraal drijfvermogen ingesteld, zodat de boot in een zwevende toestand geraakt. De duikroeren worden gebruikt om bij een voorwaartse beweging een verplaatsing in verticale richting tot stand te brengen zonder de zwevende toestand te beëindigen. Het naar boven komen geschiedt door het leegblazen van de tanks met behulp van samengeperste lucht. De grootste diepte die met een gewone onderzeeboot kan worden bereikt, is ca. 300 m. Op nog grotere diepten zou de boot in elkaar gedrukt worden door de waterdruk →diepzeeonderzoek). Tijdens de vaart aan de oppervlakte vindt de navigatie van een onderzeeboot plaats vanaf de in de bovenbouw aanwezige navigatiebrug. Tijdens de vaart op periscoopdiepte (12—15m) kan er worden genavigeerd met behulp van de periscoop of met behulp van de radar, waarvan de in de hoogste stand gedraaide antenne eveneens boven het wateroppervlak uitsteekt. Tijdens de vaart op grotere diepten is oppervlakte-waarneming onmogelijk en wordt er gevaren op gegist bestek, aangevuld met gegevens van het echolood en de sonar. De ontwikkelingen op het gebied van de elektronische navigatie (o.a. traagheidsnavigatie) en de navigatie met behulp van satellieten hebben de problemen die zich vroeger bij de onderwaternavigatie voordeden goeddeels opgelost.

De wijze van voortstuwing is bij conventionele onderzeeboten afhankelijk van de diepte waarop wordt gevaren. Bij kernonderzeeboten is dit niet het geval. Conventionele onderzeeboten worden voortgestuwd door dieselmotoren en op batterijen werkende elektromotoren. De dieselmotoren leveren de voor de voortstuwing benodigde energie (en laden dan tevens de batterijen op) bij de vaart aan de oppervlakte en de vaart op periscoopdiepte, mits er voor deze verbrandingsmotoren voldoende lucht wordt aangezogen met de snuiver. Op grotere diepten worden de elektromotoren ingeschakeld. Kernonderzeeboten maken gebruik van een nucleaire voortstuwing. Hierbij wordt de warmte van een kernreactor gebruikt om stoom op te wekken, waarmee een turbine aangedreven wordt. Omdat deze voortstuwing geen zuurstof verbruikt, kan deze aandrijving boven en onder water benut worden. Door de afmetingen van de installatie kunnen alleen grotere typen onderzeeboten uitgerust worden met kernaandrijving. De actieradius van kernonderzeeboten is zowel onder als boven water aanzienlijk groter dan die van conventionele onderzeeboten; zo heeft de uss Triton in 1960 onder water de wereld omvaren, waarbij ruwweg de route van Magalhaes werd gevolgd (afgelegde afstand: 57946 km). Bewapening. Het belangrijkste wapen van de onderzeeboot, afgezien van de intercontinentale raketten waarmee sommige kernonderzeeboten zijn uitgerust, is de →torpedo, die afgevuurd wordt vanuit een buis in de onderzeeboot. Deze buis heeft kleppen aan de buiten- en aan de binnenzijde, zodat de buis herladen kan worden zonder dat water in de boot komt. Daarnaast bestaan raketsystemen die bedoeld zijn voor gebruik tegen andere onderzeeboten (o.a. het Amerikaanse Subroc—systeem).

Reddingsmiddelen. Aan boord van een onderzeeboot bevinden zich middelen van uiteenlopende aard om de bemanning in geval van nood in staat te stellen te ontsnappen, o.a. speciale reddingsvesten, waarmee de bemanningsleden via een sluis de gezonken onderzeeboot kunnen verlaten indien deze op een niet te grote diepte ligt. Middelen om de plaats van een in het ongerede geraakte of gezonken boot te markeren zijn o.a. rookkaarsen, waarmee boven en op het wateroppervlak een lichten rookontwikkeling teweeggebracht kan worden, en telefoonboeien, die het mogelijk maken contact te onderhouden met de opvarenden van een gezonken onderzeeboot. Al deze voorzieningen ten spijt hebben rampen met onderzeeboten ook in vredestijd reeds tal van slachtoffers geëist (o.a. het vergaan van de uss Thresher, 129 doden, 1963).

Typen. Er zijn in de loop der jaren allerlei typen onderzeeboten ontwikkeld. De bekendste zijn patrouille-onderzeeboten, kustonderzeeboten, geleide-wapenonderzeeboten en dwergonderzeeboten. In de krachtsverhoudingen ter zee vormen onderzeeboten een belangrijke factor.

Dit geldt in het bijzonder voor de met raketten met kernladingen uitgeruste typen, die door hun grote mobiliteit veel moeilijker op te sporen en uit te schakelen zijn dan raketlanceerinrichtingen te land. De VS beschikken over 41 nucleaire onderzeeboten met in totaal 496 Poseidonen 160 Polaris-raketten. Op 90 conventionele en nucleaire onderzeeboten van de USSR bevinden zich 1015 raketten.

De Ned. marine heeft 6 conventionele onderzeeboten in de vaart: 2 van de Dolfijn-, de Potvis- en de Zwaardvis-klasse. Deze schepen hebben alle een bemanning van 67 koppen. De maximumsnelheid van de onderzeeboten van de Dolfijn— en de Potvis-klasse bedraagt 14,5 knopen boven water en 17 knopen onder water. De onderzeeboten van de Zwaardvis-klasse zijn onder water sneller maar boven water langzamer dan de andere typen, 20 resp. 13 knopen. De Belg. Zeemacht bezit geen onderzeeboten.

GESCHIEDENIS. Het onder water varen heeft de mensheid al vele eeuwen gefascineerd.

Vooral in de zeevarende naties hebben legio geleerden en uitvinders zich met de daarbij optredende problemen beziggehouden. De Nederlander C.→Drebbel heeft als eerste een bruikbare onderzeeboot geconstrueerd. Deze boot bestond uit een vette lederen huid om een houten frame en werd voortbewogen met riemen die door de huid gestoken waren. In 1620 heeft deze onderzeeboot in de Theems enige malen enkele uren onder water gevaren. Het heeft daarna echter nog eeuwen geduurd voordat het mogelijk was een voor de oorlogvoering bruikbare onderzeeboot te bouwen, m.n. daarvoor een wapen (de torpedo) te ontwerpen, waarmee een vijand zware schade kon worden berokkend. Dit gelukte pas nadat de stalen scheepsbouw tot ontwikkeling was gekomen en er verbrandings- en elektromotoren met een voldoende groot vermogen beschikbaar waren. Tijdens de Amerikaanse Secessieoorlog werd er voor het eerst een onderzeeboot ingezet: de David, die een schip van de federalen tot zinken bracht, maar bij deze actie zelf ten onder ging (1863). Aan het eind van de 19e en in het begin van de 20e eeuw werden goede onderzeeboten ontworpen en gebouwd door de Fransman Zédé en de Amerikanen Holland en Lake. De onderzeeboot is altijd een zeer omstreden wapen geweest. Zo werd tijdens de Eerste Haagse Vredesconferentie (1899) voorgesteld het gebruik van dit wapen volstrekt te verbieden. Dit m.n. door Groot-Brittannië gesteunde voorstel werd echter niet aanvaard. De eerste onderzeeboot van de Koninklijke Marine dateert uit 1906, de Luctor et Emergo (later: O 1). Sindsdien zijn er in Nederland vele onderzeeboten te water gelaten.

In de Eerste Wereldoorlog heeft Duitsland op grote schaal onderzeeboten ingezet en daarmee aanzienlijke schade toegebracht aan de koopvaardijvloot van andere landen. De Duitse U-boten waren ca. 60 m lang en hadden aan de oppervlakte een waterverplaatsing van ca. 1000 t. Zij hadden naast torpedo’s een 5,9 inch-kanon als bewapening. Dit diende om ongewapende schepen tot zinken te brengen en zo de torpedo’s, waarvan er maar weinig meegevoerd konden worden, te sparen. Deze gedachte leidde in de periode tussen de Wereldoorlogen tot de ontwikkeling van onderzeekruisers, die voorzien waren van meer of zwaarder geschut, zoals de Engelse X-1 (1925) met vier 5,2 inch-kanons en de Franse Surcouf (1934), die bewapend was met twee 8 inch-kanons en een watervliegtuig meevoerde. In de Tweede Wereldoorlog werden de geallieerde konvooien aanvankelijk onophoudelijk aangevallen door Duitse onderzeeboten. De successen van de U-boten namen in de loop van de oorlog geleidelijk af doordat de Geallieerden hun →onderzeebootbestrijding steeds meer perfectioneerden.

De meest gebruikte U-boot was 67 m lang en had een waterverplaatsing van ca. 770 t. De bewapening bestond uit 14 torpedo’s, een 3,5 inch-kanon en enige mitrailleurs, de bemanning telde 44 koppen. In de loop van de oorlog werden nieuwe typen boten ontwikkeld die langer onder water konden blijven, o.a. door het toepassen van de snuiver, en trachtte men de onderwatersnelheid op te voeren (o.a. door het toepassen van de Walter-turbine, die geen lucht verbruikte). Deze ontwikkelingen, die te laat kwamen om de oorlog te beïnvloeden, werden later door de Amerikanen overgenomen.

Na de Tweede Wereldoorlog waren er twee belangrijke ontwikkelingen: het afzien van dekgeschut en het verbeteren van de stroomlijn (het invoeren van de druppelvorm bij de Skipjack-klasse en latere daarvan afgeleide klassen, waarmee onderwatersnelheden van meer dan 30 knopen mogelijk werden) en anderzijds het invoeren van de nucleaire voortstuwing, waarmee de onderzeeboot vrijwel onafhankelijk wordt van de zuurstof in de atmosfeer en zodoende maanden ondergedoken kan blijven. De eerste kernonderzeeër was de Nautilus, die in 1954 te water gelaten werd.

LITT. W.Frank, The seawolves (1955); D.A.Thomas, Submarine victory (1961); N.PoImar, Atomic submarines (1963); Kon. Marine, De Ned. Onderzeedienst 1906—66 (1966); W.J.Holmes, Undersea victory (1966); A.R.Hezlet, The submarine and seapower (1967).