Ned. college van advies en bijstand verbonden aan het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, ingesteld volgens wet van 21.2.1919. De leden van de Onderwijsraad worden door de regering benoemd; een derde deel treedt om de drie jaar af, maar betrokkenen zijn herbenoembaar.
Een KB van 18.12.1919 regelt inrichting en werkzaamheden, bestaande in het geven van advies aan de minister omtrent aangelegenheden van algemene strekking. De Onderwijsraad bestaat uit zeven afdelingen:1. wetenschappelijk onderwijs;
2. algemeen voortgezet en voorbereidend onderwijs;
3. kleuteren basisonderwijs;
4. technisch beroeps- en landbouwonderwijs;
5. sociaal-pedagogisch, huishoudelijk, nijverheids- en kunstonderwijs;
6. onderwijs en vorming van de werkende jeugd;
7. middenstands-, economisch en administratief en schriftelijk onderwijs.
De adviezen van de Onderwijsraad zijn tegenwoordig openbaar.
LITT. H. Drop, De Onderwijsraad gehoord (1964).