Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

middeleeuwen

betekenis & definitie

v./m. (mv.), de tijdruimte tussen de oudheid en de nieuwe tijd, gewoonlijk gerekend vanaf de val van het Westromeinse Rijk (476) tot de val van het Byzantijnse Rijk (1453) of de ontdekking van Amerika in 1492; (fig.) duistere, primitieve tijd.

De term middeleeuwen (als aanduiding voor deze duister geachte periode) is ontstaan in de renaissance in de kringen van de Italiaanse humanistenfilologen, voor wie de kwaliteit van het geschreven Latijn criterium was: in de middeleeuwen was dit barbaars, vanaf de 14e eeuw bereikte het opnieuw het klassieke peil. De term middeleeuwen (media tempestas = tussentijd) komt het eerst voor in een brief van Giovanni Andrea dei Bussi (1469) en werd door Christoph Keiler (Cellarius) nader omschreven (1688): vanaf de tijd van Constantijn de Grote tot de inname van Konstantinopel door de Turken (1453).

Het verval van het Romeinse Rijk, de invallen van de Germanen, de stichting van het Frankische Rijk en de introductie van het leenstelsel (feodaliteit) kenmerkten de vroege middeleeuwen. De boeren waren in het algemeen horigen. De adel en ridders beheersten de militaire middelen; hun mentaliteit en activiteiten kwamen tot uitdrukking in de middeleeuwse litteratuur (ridderromans). De geestelijkheid had zowel religieuze als politieke macht. De kloosters waren de centra van wetenschap (scholastiek) en onderwijs. In de latere middeleeuwen vonden grote veranderingen plaats.

De landbouwgronden werden uitgebreid en de landbouwtechnieken verbeterd, toen door de overbevolking in West-Europa voedseltekorten ontstonden. Langzamerhand werden de boeren van horigen en lijfeigenen vrije pachters (in Oost-Europa werd in de 15e—16e eeuw de horigheid opnieuw ingevoerd). De handelsactiviteiten (o.a. meer markten en handel over lange afstand) namen toe, mede gestimuleerd door de contacten met het Middenoosten (kruistochten) en door de grotere hoeveelheid geld. De opkomst van een nieuwe stand van kooplieden en ambachtslieden (burgerij) ging samen met die van de steden. De handelaars en ambachtslieden verenigden zich in gilden, terwijl joden en lombarden kredieten verleenden, aangezien zij niet gebonden waren aan het renteverbod dat de Kerk uitvaardigde. Met deze veranderingen in de samenleving kreeg een individualistische mentaliteit geleidelijk de overhand. Aan het eind van de middeleeuwen was het leenstelsel voor een groot deel verdwenen, was de vroegste vorm van kapitalisme ontstaan, waren bloeiende handelssteden gegroeid en was een nieuw zelfbewustzijn opgekomen.

De romantiek bracht een ommekeer in de waardering van de middeleeuwen: men ging de middeleeuwen zien als tijdperk van intens leven, waarin wezenlijke factoren van de Europese beschaving werden gevormd (mediaevistiek).

LITT. R.W.Southern, The making of the middle ages (1953); R.C.van Caenegem, Encyclop. van de gesch. der middeleeuwen (1962); G.Duby, L’économie rurale et la vie des campagnes dans l’occident médiéval (2 dln. 1962); LJ.Paetow, A guide to the study of médiéval history (herdr. 1964); J.le Goff, La civilisation de l’occident médiéval (1964); L.Genicot, Les lignes de faîte du moyen-âge (5e dr.

1966; J.Arras, Scholen, universiteiten en wetenschap in de middeleeuwen (1970); C.Brooke, De middeleeuwse samenleving (1971); R.Doehaerd, Le haut moyen-âge occidental (1971); R.C.van Caenegem, De instellingen van de middeleeuwen (herdr. 1975); C.Carrère, Handel in de middeleeuwen (1975); S.Painter, A hist. of the middle ages, 284—1500 (13e dr. 1975); J.Huizinga, Herfsttij der middeleeuwen (13e dr. 1975); J.le Goff, Pour un autre moyen-âge (1977).