Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

machine

betekenis & definitie

[Fr.], v. (-s),

1. ieder uit delen bestaand toestel dat een bepaalde werking of functie kan verrichten: een helse machine, toestel dat ingesteld kan worden om op een bepaald ogenblik te ontploffen;
2. (m.n.) zeer samengesteld werktuig waarmee handelingen verricht en voorwerpen vervaardigd worden, in de plaats komend voor het werk van de hand: in fabrieken vindt men allerlei machines; een om flessen te spoelen; (metonymisch) het gebruiken van zulke werktuigen: is de machine een vloek of een zegen?;
3. (m.n. toepassingen) stoommachine: de machine bedienen, aanzetten, stopzetten, belasten; een met oververhitte stoom, met condensor; schrijfmachine: met de machine geschreven; in de machine dicteren, zo dat het stuk direct getikt wordt, zonder voorafgaand stenogram;
4. (oneig.) groot samenstel, gevaarte;
5. (fig.; scherts.) in toepassing op het menselijk lichaam: de machine is versleten; de machine wil niet meer;
6. iemand die machinaal zijn werk doet: de fabrieksarbeiders zijn machines geworden.