[Japans], v./m. (-’s), soort Japanse citer, waarbij boven een gewelfd bovenblad (180—190 cm lang) een 13-tal zijden snaren lopen, die met een plectrum getokkeld worden. Het stemmen geschiedt met behulp van beweegbare kammen.
De koto wordt veel gebruikt als begeleidingsinstrument bij zang.