m. (-s), Leuciscus cephalus, vissesoort, behorend tot de karperachtigen.
(e) De kopvoorn is een in Nederland en België steeds zeldzamer wordende vis, die 30-40 cm (zelden 60 cm) lang wordt. Hij is zilver-tot koperkleurig, met min of meer rode vinnen. Hij is te onderscheiden van andere →voorns door de plaatsing van de buikvinnen (onder het begin van de rugvin) en door een ronde aarsvinrand. Hij komt voor in stilstaand of (vaak krachtig) stromend zoet, soms brak water in geheel Europa, behalve Ierland, Schotland, Noord-Scandinavië en Noord-Rusland, in vaak grote scholen bij de oppervlakte. Hij voedt zich met waterdieren en plantedelen. De kopvoorn is een goede sportvis, maar wordt weinig gewaardeerd voor consumptie.