Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

keurs

betekenis & definitie

o. (-en, keurzen), oorspronkelijk ben. voor een wijd overkleed, dat in de 14e eeuw door vrouwen werd gedragen.

(e) Het keurs was oorspronkelijk gevoerd en gezoomd met bont (Kürsche), wat vooral ook zichtbaar was aan de wijduitgesneden armsgaten die aan weerskanten een groot gedeelte van het daaronder gedragen gewaad onbedekt lieten. In het begin van de 16e eeuw duidde het woord ‘cours’ een onderkleed aan, dat de gestalte van hals tot voeten omhulde. In de 17e eeuw sprak men van ‘keurslijf’ of ‘koerslijf’, in het algemeen een met baleinen e.d. verstevigd onderlijfje of rijglijf. In het latere spraakgebruik is dit weer afgekort tot keurs, dat later tot korset evolueerde.

< >