Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

jute

betekenis & definitie

v./m., sterk verhoute bastvezel die veel lignine bevat en afkomstig is van twee soorten Corchorus

nl. C. capsularis en C. olitorius, tropische planten die vooral in Voor-Indië worden verbouwd.

(e) De planten waarvan jute afkomstig is worden 1,5—3 m hoog en worden met losse bast na de oogst 10-20 dagen geroot in langzaam stromend water. De vezelbundels worden dan gedroogd en verder verwerkt op speciale voorbehandelingsen spinmachines. Belangrijke jute-verwerkende industrieën vindt men in Groot-Brittannië (Dundee), BRD, Frankrijk, België en India. Na katoen is jute de meest gebruikte vezel ter wereld, wereldproduktie in 1974 ca. 4000 x 106 kg, waarvan India en Bangla Desj elk 1350 x 106 kg produceerde, vnl. toegepast voor transportdoeleinden: zakken voor het vervoer van suiker, koffie, wol, katoen; verder in de rug van tapijten.