(trapte in, heeft ingetrapt), (overg.)
1. door trappen in een kleiner bestek brengen; met de voeten intreden (aarde, zand enz.); door erop te trappen doen indringen: veeg die kruimels op, eer ze ingetrapt worden;
2. trappende breken: de deur —;
3. door trappen ergens binnen doen gaan: iemand de gang —.