groep van drie stammen, de Bontok, Kankanai en Nabaloi, in het noordelijke bergland van het Filippijnse eiland Luzon. Evenals hun buren, de →lfugao, verbouwen zij rijst op bevloeide terrassen.
Zij wonen echter in grote omheinde dorpen, die verdeeld zijn in wijken (atas). De niet-erfelijke hoofden van deze dorpswijken vormen te zamen de dorpsraad, het hoogste gezagsorgaan binnen de stam. Iedere ato heeft een eigen altaar en twee slaaphuizen, één voor de ongetrouwde meisjes en één voor de ongetrouwde mannen.LITT.H.W.Krieger PeopleS of the Philippines (1942).