m., arbeid in het produktieproces die aan huis wordt verricht.
(e) In Nederland heeft de Huisarbeidwet van 17.11. 1933, Stb. 597 waarborgen geschapen voor billijke arbeidscondities in de huisarbeid. De wet brengt geen wijziging in de Arbeidswet 1919 en de Veiligheidswet op huisarbeid, maar bepaalt o.a. dat bij AMvB bepaalde vormen van huisarbeid kunnen worden verboden of slechts met inachtneming van zekere voorwaarden mogen plaatshebben, De huisarbeider dient volgens deze wet een loonboekje (afgegeven door de burgemeester van zijn gemeente) te hebben waarin zijn naam, geslacht en geboortedatum zijn aangetekend. In dit boekje moet de ontvangst en aflevering van werk door de werknemer worden aangetekend door de werkgever. Ook het bedongen loon wordt daarin vastgelegd. De minister kan centrale en plaatselijke huisarbeidscommissies instellen, die o.a. de loonbepalingen vastleggen. De arbeidsinspectie ziet toe op en werkt mee aan de handhaving van de Huisarbeidwet.
De opsporing is ook aan de politie opgedragen. Het Huisarbeidsbesluit (KB van 6.5.1936, Stb. 853) geeft aan wat als huisarbeid kan worden gezien: o.a. vervaardiging van aardewerk, kleding, schoeisel en lampekappen; verder ambachtelijke werkzaamheden als strijken en opmaken van wasgoed, schoonmaken van groenten en fruit, bewerken en verpakken van geneesmiddelen.
In België zijn de wettelijke regelingen voor huisarbeid (de wet van 10.2.1934 en de aanvullende wet van 15.12.1950) in 1952 samengevoegd. Huisarbeider is degene die thuis of in een andere niet door de werkgever aangewezen lokaliteit loondienst verricht en daarbij zelf niet meer dan vier helpers in dienst heeft. De regeling van de veiligheid, gezondheid en beloning zijn opgedragen aan het Nationaal Comité voor de Huisarbeid, waarin de vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemers paritair zijn vertegenwoordigd en die door een van elke vakorganisatie onafhankelijke persoon wordt voorgezeten. Wanneer dit comité een nieuw minimumloon noodzakelijk acht, verzoekt het de minister van Arbeid het bevoegde paritair comité een regeling te doen treffen. Als de laatste instantie niet binnen zes weken haar beslissing kenbaar maakt, kan het nationaal comité zelf de gewenste regeling treffen.