m. (-s), toestel met een verstelbare werkbak of bordes voor het betrekkelijk hoog boven de grond verrichten van werkzaamheden (b.v. aan lichtmasten, voor brandbestrijding) of het redden van personen, meestal gemonteerd op een autochassis.
(e) De hoogwerker als brandweermaterieel heeft op een daartoe geëigend chassis een draaitoren (360°) met bomenstelsel. Het bomenstelsel dat uit twee of drie afzonderlijke beweegbare, scharnierende delen bestaat met aan de laatste een kooi, kan vanuit de horizontale rijstand tot bijna verticaal (hoogte 24 m) worden opgericht. Tevoren moet het chassis gesteund worden en waterpas gesteld met uitschuifbare stempels. Alle bewegingen geschieden hydraulisch en zijn volautomatisch tegen overbelasting beveiligd. De vloer van de kooi blijft bij elke stand van de bodem waterpas en kan worden belast met 450 kg; de kooi heeft ruimte voor 6 personen en is ingericht voor het plaatsen van een draagbaar. De hoogwerker kan zowel vanaf de grond als vanuit de kooi worden bediend.
In de kooi kan een waterkanon zijn aangebracht dat door een autoof motor spuit kan worden gevoed. De onderzijde van de kooi is voorzien van watersproeiers, ter eventuele beveiliging van de personen in de kooi. Soms zijn hogedrukleidingen voor perslucht aangebracht waarop persluchtgelaatstukken kunnen worden aangesloten.