Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

heks

betekenis & definitie

[afleiding onbekend], v. (-en), (volksgeloof) een vrouw die met toverij omgaat, die in staat is (met behulp van de duivel) anderen schade te berokkenen (e): die vrouw is een men moet een lege eierschaal breken, anders varen de heksen erop naar Engeland; het geloof aan heksen is de wereld nog niet uit; dat is heet, zei de —, en zij werd verbrand; ook als scheldwoord: zon oude —; inniet-ongunstige zin als ben. voor een bijdehand of schalks meisje: een — van een meid; die kleine —!

(e) Heksen stelde men zich vaak lelijk voor, maar ook mooie vrouwen werden als heks verdacht. Een wezenlijk kenmerk is dat zij altijd buiten de gemeenschap stonden. Men dichtte haar alle onheil toe (schade aan mens en vee). Vaak zou zij zich in een dier veranderen. In de →Walpurgisnacht had zij de grootste macht. Tijdens de heksensabbat kwamen de heksen op hun bezemstelen in de nacht bijeen; zij hadden dan omgang met de duivel en dronken het bloed van ongedoopte kinderen.

Het heksengeloof hangt ongetwijfeld samen met de Oudgermaanse voorstellingen die uit de vraag naar de oorsprong van ongeluk, ziekte en ellende voortkwamen. Deze voorstellingen namen overdreven proporties aan door de fanatieke bestrijding door de kerk van alles wat naar restanten van de oude heidense cultus zweemde, en door theologische verbindingen met antieke en oudoosterse ideeën over tovenarij en duivelsverbonden. Tegen het eind van de middeleeuwen veranderde door allerlei oorzaken (pestepidemieën, oorlogsellende enz.) het heksengeloof in heksenwaan. De heksen zouden met de duivel in verbinding staan, waardoor haar praktijken onder ketterij vielen. Door pauselijke bullen en reeds door geschriften van scholastieke theologen als Thomas van Aquino werd het geloof aan hekserij kerkelijk bevestigd en de hekserij veroordeeld. Vooral de heksenbul van paus Innocentius vin (1484) werkte het heksengeloof juist in de hand en opende de weg tot praktijken als de heksenproef, bestaande uit de waterproef of de weegproef in de heksenwaag (o.a.

Oudewater). Dominicaanse monniken publiceerden de Hexenhammer (1487), waarin de al sinds de 13e eeuw gebruikelijke heksenfolteringen en -terdoodbrenging systematisch werden aanbevolen. M.n. van de 15e—17e eeuw woedde de heksenvervolging, door de kerken aanbevolen en beschermd en door wereldlijke rechtbanken in heksenprocessen uitgevoerd. Duizenden, uit alle kringen van de maatschappij, vielen aan die waanzin ten offer. Sedert de Reformatie wedijverden roomskatholieken en protestanten in verdelgingsijver tegen de heksen. Elke beschuldiging was voldoende om als heks verdacht en vervolgd te worden. Een schram of litteken op het lichaam was al genoeg om gemeenschap met de duivel te bewijzen.

Onder de eersten die zich verzetten tegen het heksengeloof waren de arts Weyer te Kleef (1563), J. Ewich te Bremen (1584), de Engelsman Scot (1584) en de jezuïet Tanner (1626). In 1691 viel de Amsterdamse predikant Balthasar Bekker niet alleen het heksengeloof maar ook het duivelsgeloof aan in zijn boek: De betooverde wereld. In 1701 veroordeelde de Duitse rechtsgeleerde C.^-Thomasius het getuigenis, door folteringen afgeperst. Toen vooral de Verlichting het heksengeloof aantastte, begon dit af te nemen en hielden de officiële vervolgingen tegen het einde der 18e eeuw vanzelf op. Toch leefde in volkskringen en vooral op het platteland het heksengeloof nog lang voort. In de kinderlectuur en op de televisie heeft de heks een traditionele gedaante gekregen onder invloed van de tekenfilm van Walt Disney: oude vrouw, gebogen, kromme neus, tandeloos, stok, punthoed, met kat of kraai, →bijgeloof, → toverij.

LITT. C.K.Visser, Van de heksenwaag te Oudewater (1941); K.Baschwitz, Held, magie, hekserij en toverij (1950); M.Summers, The hist. of witchcraft and demonology (1956); G.Parrinder, Witchcraft (1958); H.Auhofer, Aberglauben und Hexenwahn heute (1960); K.Baschwitz, Heksen en heksenprocessen (1964); R.H.Robbins, The encyclopedia of witchcraft and demonology (1964); H.R.TrevorRoper, The Europ. witch-craze of the 16th and 17th centuries (1967); J.E.Toussaint Raven, Heksenvervolging (1972); N.Cohn, Europes inner demons (1975); P.Haining, Groot heksenboek (1976); R. Kieckhefer, Europ. witch trials 1300-1500 (1976);

Maes, Heksenprocessen (1977).