Ned. classicus en letterkundige, *9.1.1580 Gent, ♱25.2.1655 Leiden; vader van N. →Heinsius. Heinsius studeerde eerst rechten, daarna klassieke letteren en Neolatijnse dichtkunst.
In 1603 werd hij hoogleraar en universiteitsbibliothecaris te Leiden. Later kreeg hij een aantal vererende benoemingen, zoals geschiedschrijver van de Zweedse koning en van de Staten-Generaal. Heinsius gaf verscheidene klassieke schrijvers uit en schreef gedichten in het Latijn en het Ned. Hij was de eerste classicistische Ned. dichter en oefende grote invloed uit op Oats en Revius. Later raakte Hemsius in een conflictsituatie met andere geleerden over in hoofdzaak theologische onderwerpen. Werken: treurspelen: Auriacus sive libertas saucia (1602), Herodes infanticida (1632); poëzie: Emblemata amatoria (1605), Spiegel van de doorluchtige vrouwen (1606), Hymnus oft lofsanck van Bacchus (1614), Lof-sanck van Jesus Christus (1615); wetenschappelijk: De tragoedia constitutione (1611; Eng. vert. On plot in tragedy, 1971).LITT. A.K.Moerman, D.Heinsius, zijn spiegel en spiegeling in de litteratuurgesch. (1974); J.H.Meter, De litteraire theorieën van D.Heinsius (1975).