Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

graafmachine

betekenis & definitie

v. (-s), machinaal gedreven werktuig voor het ontgraven en opvoeren van droge grond.

(e) Graafmachines worden onderscheiden in diepwerkers, indien zij onder het wegof railniveau graven, en heuvelexcavateurs, indien zij boven dit niveau graven. De opgevoerde grond wordt direct op transportwagens gestort of gelost in een stortgoot of op een transportband.

De lepelbagger draagt aan de spriet scharnierend en uitschuifbaar een arm (steel), aan het eind voorzien van een zwaar geconstrueerde schop, die vanuit het machinehuis door een herwerk met staalkabel kan worden bewogen. De lepel wordt door middel van een schuif geledigd. De schop wordt gestreken en met de van tanden voorziene voorkant door de af te graven grondwal naar boven gehesen, waardoor zij gevuld wordt. Voor het uitgraven van een kanaal wordt het werktuig het best beneden in het profiel geplaatst. Lepelbaggers waren midden 19e eeuw in de VS al in gebruik, aangedreven door stoommachines, vandaar de naam: stoomschop.

Later is men overgegaan op machines met een getrokken grondgrijpende inrichting. Van de grijpexcavateur is de grijper het hoofdelement. De sleepschop (scraper) bezit één emmer, opgehangen aan een kabel die door een kraan langs de te ontgraven grondwal wordt gesleept. De trekgraver (dragline) schaaft de grond door middel van een graafbak, bewogen met twee kabels. Na het schaven wordt de bak opgehesen en op een andere plaats leeggestort. Verder kent men grondfrezen, die de grond openscheuren met snijdende wielen of ploegscharen (veelal gebruikt voor het graven van sloten en greppels, in de VS voor de aanleg van wegen), tenslotte de bulldozers, die de grond vooruitdrukken. Zij worden in allerlei variaties uitgevoerd.

De graafmachines worden steeds krachtiger gebouwd en krijgen een steeds grotere capaciteit.

< >