v./m. (-en), (ook: wilster), snipachtige vogel met (in het zomerkleed) goudgele vlekken op de rug en een zwarte onderzij-
S De goudplevier, Pluvialis apricaria, behoort tot de familie →plevieren. Hij leeft van insekten, wormen e.d., in het najaar ook van bessen en zaden.
In de eerste decennia van de 20e eeuw was de goudplevier een weinig tot zeer weinig voorkomende broedvogel in Friesland, Groningen, Drenthe, Noord-Brabant en Limburg. In Nederland en België is hij een doortrekker en wintergast in groot tot vrij groot aantal. De veel erop lijkende kleine goudplevier (P. dominica), een broedvogel van NoordAzië en Noord-Amerika, is in Nederland een dwaalgast. litt. F.Steiniger, Die grossen Regenpfeifer (1959); O.Eenshuistra, Goudplevier en wilstervangst (1973).