[Arab., weefsel], m., een voor lyrische gedichten gebruikelijke dichtvorm in de Arabische, Perzische en Turkse litteratuur.
(e) Ook in andere, onder islamitische invloed staande litteratuur, b.v. in het Hindoestani, wordt de ghazel aangetroffen. Hij bestaat, volgens de oosterse handboeken voor de dichtkunst, uit 5-15 dubbelverzen, waarvan alle eindlettergrepen rijmen; hetzelfde rijm moet ook de eerste helft van het eerste halfvers besluiten. In de laatste strofe komt steeds de werkelijke of aangenomen naam van de maker voor. De ghazel en de (langere) ➝kasida zijn de twee voornaamste dichtvormen van de oosterse poëzie.
litt. W.Gundert, A.Schimmel en W.Schubring, Lyrik des Ostens (1952).