[Gr. fyle, stam], v./m. (-n), bij de oude Grieken aanvankelijk een onderdeel van een volk, waarvan de leden verondersteld werden van dezelfde afstamming te zijn.
De Dorische staten hadden drie, de Ionische vier fylen. Deze fylen hadden hun eigen organisatie en cultus. De Atheners werden door Kleisthenes in tien nieuwe fylen ingedeeld op grond van hun woonplaats. Aan deze nieuwe fylen gaf hij de namen van inheemse helden.