Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Friezen

betekenis & definitie

Germaanse stam die rond het begin van de christelijke jaartelling aan de Noordzeekust tussen het Vlie en de Eems woonde. De Protofriezen (d.w.z.

Friezen tot de Romeinse tijd) behoorden tot een Germaans stamverband, dat zich pas kort vóór onze jaartelling splitste in groepen met afzonderlijke stamnamen. De eerste terpenbewoners waren veehouders, die vermoedelijk uit het Chaukische gebied van Beneden-Wezer en Elbe kwamen. De terpvondsten geven een aaneengesloten overzicht van de cultuur van de 3e eeuw v.C. tot de Laat-karolingsche tijd. De Friezen werden in 12 v.C. onderworpen door Nero Claudius Drusus, die een verdrag met hen sloot, waarbij zij verplicht werden elk jaar een aantal runderhuiden ten behoeve van het leger te leveren. Toen de Romeinse bestuurder Olennius met betrekking tot de huidenlevering onmogelijke eisen stelde, kwamen de Friezen in 28 in opstand en brachten een uitgezonden strafexpeditie zware verliezen toe. Zij werden daarna met rust gelaten tot onder keizer Claudius een veldtocht van Corbulo tegen de Chauken in 47 ook tot een veldtocht tegen de Friezen leidde, die onderworpen werden.

Corbulo kreeg echter uit Rome bevel zijn troepen op de linkeroever van de Rijn terug te trekken; het land der Friezen werd ontruimd, al bleef er een zekere afhankelijkheid van Rome bestaan. Tijdens de volksverhuizing vestigden zich Angelen en Saksen te midden van de Friezen en wijzigden zij hun cultuur; de Friezen waren voortaan een gemengd volk. Onderzoekingen tonen aan, dat men met een lang aangenomen homogeniteit, continuïteit en oorspronkelijkheid van het Friese verleden uiterst voorzichtig moet zijn. De Friezen breidden zich in West-Nederland uit, hoewel die uitbreiding niet duidelijk is. De Lex Frisionum spreekt van de Friezen inter Flehi et Sincfalam, dus tussen Vlie en Sincfal (het latere Zwin). Tegen de Franken konden de Friezen op den duur hun zelfstandigheid niet handhaven en tenslotte werd Friesland onderworpen door Karel Martel, die de Friezen versloeg aan de Boom (734).Nu begonnen de Frankische cultuur en handel in het Friese gebied door te dringen; de bewoners heetten nog Friezen, maar het gebied was eerder Frankisch. Waarschijnlijk onderhielden de Friezen reeds betrekkingen met Engeland in de tweede helft van de 7e eeuw en hadden zij een zeker aandeel in de slavenhandel. Dorestad werd begin 8e eeuw het voornaamste centrum van de Friese scheepvaart en handel, die langs de Rijn reikte tot de Elzas, terwijl er betrekkingen met de Slavische landen in MiddenEuropa bestonden. Behalve op Engeland, voeren de Friezen op Denemarken en Zweden. De invoering van het christendom slaagde pas onder druk van de Frankische overheersing, nadat de pogingen van Wilfrid, Willibrord en Bonifatius vergeefs waren; pas onder Karel de Grote volgde de bekering.

zie: Friesland, GESCHIEDENIS.