Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

exarch

betekenis & definitie

[Gr. exarchos, voorganger], m. (-en),

1. stadhouder van de Byzantijnse keizers in Italië en Afrika;
2. grieks-katholiek afgevaardigde van de patriarch, in wiens naam hij de bisschoppen en kerken bezoekt.

GESCHIEDENIS. De titel exarch komt in het Byzantijnse Rijk voor aan het einde van de 6e eeuw (584). De macht van de exarch was vrijwel onbeperkt, maar hij kon door de keizers afgezet worden. Het ambt van exarch verloor zijn betekenis toen in de 7e eeuw in verschillende rijksdelen hertogen (Lat. duces) werden aangesteld. KERKGESCHIEDENIS. Oorspronkelijk was exarch de titel van bisschoppen die de leiding hadden over verscheidene provincies; zo heetten de bisschoppen van Azië, Pontus en Thracië exarch, totdat hun rechten opgingen in de jurisdictie van de patriarch van Konstantinopel (451). Later werden de gezanten van een patriarch of bisschop exarch genoemd. In het vigerende oosterse recht wordt deze titel gegeven aan de leider van een kerkelijk gebied buiten het patriarchaat of aan de overste van een zelfstandig klooster met eigen gebied, geestelijkheid en gelovigen.

< >