(drong, heeft en is gedrongen),
I. (onoverg.),
1. zich door krachtige druk of tegen iets dat weerstand biedt een weg banen: het water drong door de bodem in de boot; (fig.) in iemands geheimen dringen, zich er bekend mee (willen) maken;
2. in een menigte door druk met het lichaam trachten vooruit te komen; sta niet te dringen; zich met drang bewegen: de menigte drong de zaal uit;
3. zedelijke druk doen gelden; de tijd dringt, de zaak lijdt geen uitstel; als de nood dringt, aan de man is;
II. (overg.)
1. door drukken van opzij iets of iemand van plaats doen veranderen: een ander van zijn plaats dringen; hij werd in een hoek gedrongen; zich op de voorgrond dringen, (meestal fig.) ten koste van iets of iemand anders in een gunstige positie of onder de aandacht trachten te komen; (wederk.) zich in iemands vertrouwen dringen;
2. zedelijke druk uitoefenen op, nopen: door de omstandigheden gedrongen, besloot hij uit te wijken.