Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Differentiatie

betekenis & definitie

[Lat.], v. (-s),

1. in het algemeen het ontstaan of doen ontstaan van een grote verscheidenheid;
2. toename van het aantal geledingen van de bedrijfskolom ;
3. ontstaan van verschillende gesteenten uit magma ;
4. ontstaan van afzonderlijke functies (beroepen, ambten) en groepen (klassen, beroepskringen) in een samenleving ;
5. klankverandering en ontstaan van andere talen of dialecten uit een enkele taal ;
6. het (doen) ontstaan van verscheidenheid in de grootte van een signaal naar de tijd ;
7. het bepalen van het differentiaalquotiënt;
8. ontwikkelingsproces van minder omschreven structuur en functie naar een bepaalde welomschreven structuur en functie ;
9. het optreden van verschillen tussen populaties van hetzelfde taxon (b.v. diersoort) .

ECONOMIE

Men spreekt van differentiatie wanneer de fasen van een produktieproces over méér bedrijfshuishoudingen worden verbijzonderd dan voorheen. De oorzaak is veelal gelegen in de slecht op elkaar aansluitende capaciteiten van de produktiemiddelen die in de achtereenvolgende fasen worden gebruikt. Differentiatie leidt dan tot een hogere bezettingsgraad en daardoor tot lagere kosten van het proces in zijn geheel. Zo zal een bakker het benodigde meel niet zelf malen, omdat dat goedkoper kan geschieden door een grote maalderij, die aan vele bakkers levert. Daar staat tegenover dat de halffabrikaten vervoerd en veelal ook in eigendom overgedragen moeten worden. Deze bezwaren tellen minder bij differentiatie van fasen met dienstverleningskarakter (vervoer, bedrijfsadviezen, loonwerk).

LITT. H.J.v.d.Schroeft, Leiding en organisatie van het bedrijf (1968).

ELEKTRONIKA

Differentiatie in de grootte van een signaal naar de tijd kan worden verkregen met behulp van elektronische schakeling. De werking ervan berust op de toepassing van een filter waarbij de doorlaatkarakteristiek over een groot gebied lineair verloopt en wel zo dat bij verdubbeling van de frequentie de doorlating een factor twee groter is.

ERFELIJKHEIDSLEER

Differentiatie treedt op door verschil in selectiedruk, mutaties, zie genetical drift en eventueel ‘gene flow’. Bij een min of meer geïsoleerde populatie kunnen verschillen in ondersoorten, bij sterkere en langer durende isolatie kunnen verschillen in soorten ontstaan. GEOLOGIE. Differentiatie is de scheiding van het vloeibare magma in gedeelten van geheel uiteenlopende chemische samenstelling, zodat bij uitkristallisatie verschillende gesteenten ontstaan, nl. zure, intermediaire en basische gesteenten, terwijl ook sulfidische en oxidische ertsen zoals chromiet, magnetiet en pyrrotiet op die manier uit een magmatisch gesteente geconcentreerd kunnen worden. Velen nemen aan, dat de scheiding in aardkorst, mantel en -kern door gravitatjeve differentiatie uit een solaire nevel is ontstaan.

MICROBIOLOGIE

Differentiatie is :

1. het ontwikkelingsproces waardoor uit een oorspronkelijk weinig gestructureerd uitgangsmateriaal, b.v. de bevruchte eicel, een organisme ontstaat met vele verschillende organen, die elk een welomschreven structuur en functie hebben (zie determinatieprobleem; zie morf ogenese) ;
2. het proces waardoor een nog weinig gespecialiseerde cel (b.v. een cel van een jong embryo) omgevormd wordt tot een voor een bepaalde functie gespecialiseerde cel (b.v. zenuwcel, spiercel) met haar speciale vorm, structuur en chemische samenstelling.

De differentiatie is in laatste instantie een biochemisch proces, waarbij aan elkaar grenzende cellen en celgroepen in voortdurende wisselwerking met elkaar staan. Bij de hogere dieren is de differentiatie meestal onomkeerbaar, bij lagere dieren en planten komt echter dikwijls dedifferentiatie (verlies van celspecialisatie) voor, vooral bij processen van ongeslachtelijke voortplanting en regeneratie. Uit één enkele gedifferentieerde plantecel heeft men een volledige nieuwe plant kunnen kweken. Verandert een stabiel gedifferentieerd celtype permanent in een ander, eveneens stabiel type, dan spreekt men van metaplasie. Een geringe graad van differentiatie gaat dikwijls gepaard met een sterk celdelingsvermogen (o.a. bij kankercellen). Differentiatie doet zich ook voor binnen één enkele cel, b.v. bij vele eencellige organismen met een complexe structuur.

Het centrale probleem van de differentiatie is de vraag welke rol de erfelijke factoren in de celkern erbij spelen. In een gedifferentieerde cel zijn blijkbaar slechts bepaalde genen actief, terwijl de andere genen kennelijk geblokkeerd blijven. Hoe dit in zijn werk gaat, tracht de microbiologie te ontraadselen (zie genwerking).

SOCIOLOGIE

Het ontstaan van afzonderlijke functies (beroepen, ambten) en groepen (klassen, beroepskringen e.d.) in een samenleving waarin zij zich tevoren nog niet als zodanig onderscheidden. De differentiatie moet worden gezien als een constant werkzaam proces, veelal vergezeld van spanningen en conflicten, zie desintegratie.

TAALKUNDE

Differentiatie in klank vindt plaats wanneer twee onmiddellijk op elkaar volgende klanken in sterkere mate van elkaar gaan verschillen doordat uit een van beide een element verdwijnt dat zij gemeenschappelijk hebben. Zo wordt in bepaalde gevallen de opeenvolging kt tot cht, waarbij dus van de beide occlusieve consonanten k en t, de eerste, de k, wordt tot een fricatieve consonant. Differentiatie is in dit geval gelijk aan dissimilatie van opeenvolgende klanken.

Differentiatie in talen is b.v. de ontwikkeling van de Nieuwgriekse dialecten uit de Koinè die tot de 15e eeuw in een groot deel van Griekenland gesproken werd. Tegenover differentiatie of divergentie staat convergentie, het ontstaan van een zekere taaluniformiteit uit een toestand van verscheidenheid. Ook hiervoor biedt de geschiedenis van het Grieks een voorbeeld. Van de ca. 1500 v.C. bestaande Griekse dialecten breidde het in Athene en omgeving gesproken Attische dialect zich sterk uit ten koste van de andere dialecten, hetgeen tenslotte tot een betrekkelijke taaleenheid leidde.