Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Diefstal

betekenis & definitie

m. (-len),

1. daad van stelen: een diefstal begaan; van diefstal beschuldigen; het wegnemen van verloren voorwerpen wordt als diefstal beschouwd; gekwalificeerde diefstal, waarbij verzwarende omstandigheden optreden;
2. het gestolene.

Diefstal is in verschillende tijden en volkeren op uiteenlopende wijze gewaardeerd. In het antieke Sparta werd behendige diefstal als karaktervormend voor de opgroeiende jongeman beschouwd. In Rome daarentegen werd in de oudheid diefstal streng gestraft en later kenden vele staten (in Europa veelal tot in de 18e of 19e eeuw) draconische lijfstraffen tegen diefstal. In de 20e eeuw wordt in landen als Ethiopië en Saoedi-Arabië diefstal nog wel met het afhakken van een hand bestraft.

In Nederland wordt ‘eenvoudige’ diefstal (diefstal zonder meer) gestraft met ten hoogste vier jaar gevangenisstraf of geldboete van ten hoogste f 120 (art. 310 WStr). De volgende diefstallen onder bezwarende omstandigheden worden met ten hoogste zes jaar gevangenisstraf bestraft:

1. diefstal van vee uit wei;
2. diefstal in geval van nood (ramp, oproer, oorlog);
3. diefstal des nachts;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen;
5. diefstal met braak.

Combinatie van 3 met 4 of 5 kan met maximaal negen jaar gevangenisstraf worden bestraft. Datzelfde geldt, als de diefstal gepaard gaat met geweld of bedreiging met geweld. Het maximum wordt 12 jaar als het geweld of de bedreiging daarmee b.v. ’s nachts plaatsvindt, in een rijdende trein, met braak of als zwaar lichamelijk letsel het gevolg is. Bij dodelijke afloop is het maximum 15 jaar. Niet meer dan één maand staat op stroperij. Bij diefstal tussen echtgenoten is vervolging uitgesloten.

De Belg. regeling verschilt niet wezenlijk van de Ned., zij het, dat de strafmaxima hoger zijn: b.v. eenvoudige diefstal vijf jaar gevangenisstraf, behoudens het geval van diefstal voor een kortstondig gebruik, waar de gevangenisstraf niet meer bedraagt dan drie jaar (wet van 25.6.1964); de gevangenisstraf is ten minste drie maanden, indien de dief een dienstbode of een loondienaar is (art. 464 WStr). Diefstal gepleegd door middel van braak, inklimming of valse sleutels, ofwel door een openbaar ambtenaar door middel van zijn ambtsbediening, of door het inroepen van een vals bevel van het openbaar gezag, of nog door middel van geweld of bedreiging, wordt gestraft met opsluiting (5—10 jaar). Met laatstvermelde diefstal wordt afpersing gelijkgesteld. De wet van 2.7.1975 heeft de straffen aanmerkelijk verzwaard (10—15 en 15—20 jaar dwangarbeid) wanneer de diefstal door middel van geweld of bedreiging gepleegd werd in bepaalde omstandigheden, b.v. bij nacht, of door twee of meer personen, of indien de dader, om de diefstal te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakte van een voertuig of enig ander al of niet met een motor aangedreven tuig, of nog indien wapens of op wapens gelijkende voorwerpen, of nog weerloosmakende of giftige stoffen werden gebruikt of getoond, of indien de schuldige gebruik maakte van een voertuig, gestolen of voorzien van kentekens of toestellen waardoor verwarring kan ontstaan met een motorvoertuig van de orde-diensten. Indien het geweld of de bedreiging gepleegd wordt zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaakt, wordt de schuldige veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Het doden met het oogmerk om te doden, gepleegd om diefstal of afpersing te vergemakkelijken of om de straffeloosheid ervan te verzekeren, wordt gestraft met de dood (art. 475 WStr).

Diefstal kan ook leiden tot burgerlijke procedures. Wanneer een bestolene zijn ontvreemde goed binnen drie jaar aantreft bij een ander (art. 2014 Ned. BW; art. 2279 Belg. BW) kan hij het zonder betaling terugvorderen, tenzij de momentele houder het op een markt of openbare veiling heeft gekocht (art. 637 Ned. BW; art. 2280 Belg. BW).

Degene die een zaak in bewaring krijgt, merkt dat het gestolen goed is en weet welke persoon de eigenaar is, moet deze waarschuwen opdat hij het kan opeisen (art. 1757 Ned. BW). Hotelhouders zijn verantwoordelijk voor diefstal bij hun gasten, tenzij deze wordt gepleegd door iemand die een reiziger zelf bij zich toeliet (artt. 1747 en 1748 Ned. BW; artt. 1952—1954 Belg. BW, vervangen door de wet van 4.7.1972). Tegen de vordering tot teruggave van gestolen goed is schuldvergelijking niet toegelaten (art. 1465 Ned. BW).

LITT. C.M.van Schreven, Diefstal in groepsformatie gepleegd (diss. 1957).