Menno, (sinds 1695) baron van, Ned. officier en vestingbouwkundige, *mrt,1641 Britsum, ♱17.3.1704 ’s-Gravenhage. Naast Wauban de meest gevierde vestingbouwer van zijn tijd.
Zijn stelsel, dat hij in 'Verhandeling over de versterckinge des vyfhoeks met al syne buytenwerken (1682) en Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont, enz. (1685) uiteenzette, paste hij, toen na 1672 in de Republiek weer ruimer aandacht aan de landsverdediging besteed werd, toe bij de aanleg van vele vestingen (o.a. Breda, Nijmegen, Zwolle en, vooral, Bergen op Zoom). Tot ver in de 19e eeuw vonden zijn ideeën navolging. Grote roem verwierf hij zich ook in de praktische oorlogvoering, vooral als belegeraar in de Negenjarige Oorlog en de eerste jaren van de Spaanse Successieoorlog. Sinds 1695 ingenieur-generaal der Ned. fortificatiën, werd hij in 1697 tevens meester-generaal der artillerie. Hij was uitvinder van lichte loopgravenstukken (coehoornmortier).LITT. G.T.v.Coehoorn, M.v.Coehoorn (1860); W. H.Schukking, De oude vestingwerken in Ned. (1941).