Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Carnap

betekenis & definitie

Rudolf, Duits-Amerikaans filosoof, *18. 5.1891 Wuppertal-Ronsdorf, ♰4.9.1970 Santa Monica (Californië). Carnap was hoogleraar te Wenen, Praag, Chicago en Los Angeles.

Hij was een van de leidende figuren van de zgn.Wiener Kreis. Alleen twee klassen van uitspraken zijn zinvol:

1. de logische en mathematische uitspraken, die echter niets over de werkelijkheid zeggen en waarvan de waarheid alleen al uit de gebruikte symbolen zelf blijkt;
2. de empirisch toetsbare uitspraken, die uiteindelijk tot elementaire zinnen kunnen worden gereduceerd, die verwijzen naar standen van zaken die direct zintuigelijk waarneembaar zijn. Deze elementaire zinnen worden protocolzinnen genoemd. Alle esthetische, ethische, metafysische en godsdienstige uitspraken zijn cognitief zinloos: d.w.z. men kan niet vragen of zij waar of onwaar zijn. In het latere werk van Carnap is dit zgn. strenge verificatieprincipe verzwakt. Dan wordt de totale reduceerbaarheid tot de bovengenoemde protocolzinnen niet meer vereist, alleen moet er wel een of andere logische relatie met zulke zinnen worden aangetoond. Verder is Carnap dan in plaats van met een verificatie met een confirmatie tevreden d.w.z. men mag een uitspraak voor waar aannemen, wanneer deze in voldoende mate evident is. Metafysische uitspraken enz. blijven echter cognitief zinloos.

Ook in andere opzichten maakte Carnap een ontwikkeling door. In zijn eerste periode concentreerde hij zijn aandacht op de studie van de logische syntaxis van de taal, d.i. de wijze waarop de taal, als een systeem van formules (als een calculus), samenhangt. Later meende Carnap dat een studie van de syntaxis zonder semantiek niet mogelijk is. Bij de semantiek is de wijze waarop tekens verbonden zijn met wat zij betekenen van belang. Verder legde hij de nadruk op het feit dat bij de opbouw van een wetenschappelijke theorie niet alleen de protocolzinnen, maar ook de theoretische begrippen van groot belang zijn. Men is echter volgens Carnap vrij in de keuze van dit begrippenapparaat, mits er maar geen ontologische conclusies getrokken worden, d.i. mits men er maar van afziet daarmee uitspraken te doen over de ‘werkelijkheid als zodanig’.

Carnap heeft verder belangrijk werk gedaan voor de opbouw van een theorie van de waarschijnlijkheid. Hij onderscheidde twee noties: een logische en een statistische waarschijnlijkheid. In Der logische Aufbau der Welt gaf hij een logische constitutie van de wetenschappelijke begrippen op grondslag, geleverd door de gegevens van de zintuigelijke waarneming.

Werken: Der logische Aufbau der Welt (1928), Abriss der Logistik (1929), Logische Syntax der Sprache (1934), Le problème de la logique de la Science (1935), Foundations of logic and mathematics (1939), Introduction to semantics (1942), Meaning and necessity (1947), Logical foundations of probability (1950), The continuum of inductive methods (1952), Einführung in die symbolische Logik (1954), Induktive Logik und Wahrscheinlichkeit (1959), Einführung in die Philosophie der Naturwiss. (1966). [prof.dr.H.G.Hubbeling]

LITT. B.H.Kazemier en D.Vuysje (red.), Logic and language (1962); P.A.Schilp (red.), The philosophy of Rudolf Carnap (1963); C.G.Hempel enz., In honor of Rudolf Carnap (1973).

< >