(het accent wisselt), bn. en bw.,
1. wat van het gewone, van de regel afwijkt: een man; de buitengewone uitgaven, buitengewone dienst (van de begroting), betreffende de niet jaarlijks terugkerende posten; buitengewoon hoogleraar, voor vakken buiten het gewone program: buitengewoon onderwijs, voor kinderen die in lichamelijk en/of geestelijk opzicht afwijkingen vertonen; als bw. :het is buitengewoon heet;
2. boven het gewone, gemiddelde uitstekend, ongemeen, niet alledaags: buitengewone talenten.