Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Braak (diefstal)

betekenis & definitie

v./m.,

1. verbreking van een afsluiting, met het doel zich wederrechtelijk toegang te verschaffen; ook gezegd met betrekking tot grote meubelen, als kasten en lessenaars (in tegenstelling met verbreking: het openbreken van dozen, kistjes, trommels enz.): diefstal met braak;
2. werktuig om mee te breken; m.n. houten toestel om de vlas- en hennepstengels te kneuzen en de scheven (de houtachtige delen) grotendeels te verwijderen, handbraak; toestel voor het kneden van koekdeeg.

Diefstal met braak is een gekwalificeerde vorm van diefstal. In Nederland staat op diefstal maximaal vier jaar gevangenisstraf, voor diefstal met braak (d.w.z. diefstal waarbij men zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak) volgens art. 311 WStr zes jaar. In België wordt diefstal met braak gestraft met een maximale gevangenisstraf van vijf jaar (artt. 463, 467 en 484 WStr). Diefstal door middel van geweld of bedreiging in een bewoond huis wordt, indien gepleegd door middel van braak, gestraft met dwangarbeid van 10-15 jaar (artt. 471 en 484 WStr).