bn. (-er, -st),
1. zorg dragend, zorgzaam: de bezorgde moeder; vader was altijd zo bezorgd voor het geluk van zijn kinderen;
2. ongerust, vol zorg: een bezorgd gelaat of voorkomen; wees niet bezorgd voor de dag van morgen; met een bezorgd hart, een hart vol zorg en onrust; zich bezorgd maken, ongerust zijn.