(bezorgde, heeft bezorgd),
1. zorgen voor; zorg dragen dat iets geschiedt, m.n. dat iemand of iets goed terecht komt of op de juiste wijze behandeld wordt: zijn kinderen zijn bezorgd, hun toekomst is verzekerd; in boektitels: zevende uitgave, bezorgd door dr.A.B.;
2. verschaffen, zorgen dat iemand iets krijgt: iemand een baan bezorgen;
3. veroorzaken: iemand veel moeite, verdriet bezorgen;
4. op een bepaalde plaats of bij een bepaald persoon brengen: brieven en boodschappen te bezorgen hiernaast.