Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Augustinus

betekenis & definitie

Aurelius, heilige en kerkvader, *13.11. 354 Thagaste, ♱28.8.430 Hippo. Zijn moeder was een vrome christin, zijn vader een heiden.

Augustinus studeerde in Madaura en Carthago, waar hij een concubine nam.Uit zijn Confessiones blijkt dat hij tot religieuze verdieping kwam door lezing van Cicero’s Hortensius. Zijn begeerte tot waarheid vormde de leidraad van zijn filosofische studies. Eind 373 voegde hij zich bij de sekte der Manichaeërs, waar hij bijna tien jaar als auditor verbleef. In 383 vertrok hij naar Rome, in 384 naar Milaan, waar hij lessen in retorica gaf. Door de preken van Ambrosius, bisschop van Milaan, kwam hij onder invloed van het christelijk neoplatonisme.

Na zijn bekering in 387 keerde hij in 388 terug naar Thagaste, waar hij zich met wetenschappelijke arbeid bezighield. In391 werd hij tegen zijn wens te Hippo tot priester gewijd. Na een jaar mede-bisschop te zijn geweest werd hij in 396 tot bisschop benoemd, hetgeen hij tot zijn dood zou blijven. Feestdag 28 aug.

Augustinus, een der heiligen van de Rooms-Katholieke Kerk, heeft een enorme invloed gehad op de gehele christelijke kerk van het Westen. Ook voor Luther en Calvijn was hij van grote betekenis. Luther beriep zich met betrekking tot de genadeleer op Augustinus. Op dat punt was zijn invloed ook op het jansenisme groot. Augustinus beleed de erfzonde, het natuurlijk onvermogen van de mens tot zijn verlossing, de noodzaak van de goddelijke genade en de absolute predestinatie.

Als schrijver van talloze werken is Augustinus het sterkst in zijn dogmatische, ethische en apologetische werken en het zwakst in zijn exegese door geen of weinig kennis van Hebreeuws en Grieks. Grondslag van Augustinus’ wijsbegeerte is de zekerheid van de innerlijke ervaring. Zelfs de scepticus heeft een zekere kennis, want wie twijfelt kan er niet aan twijfelen dat hij twijfelt. Twijfelen is denken, denken bestaan (zie Descartes). De mogelijkheid van zekere oordelen kan slechts zijn gegrondvest in de eeuwige, onveranderlijke noodzakelijkheid: God. De mens behoort naar lichaam tot de stof en naar ziel tot de geest, maar het stoffelijke is op zichzelf niet slecht.

Zondig kan enkel hij zijn die uit vrije wil de stof boven de geest stelt. In Augustinus’ krachtig pleidooi voor het vergankelijke, menselijk-zedelijke handelen zou een zekere tegenstrijdigheid ten aanzien van zijn erfzonde- en genadeleer gezien kunnen worden. Wijst Augustinus’ antropologie het platonisch dualisme ten dele af, in zijn beroemde De civitate Dei (Over de Godsstaat), laat hij vanaf de aanvang der schepping een rijk Gods en een satanisch rijk strijden. Dit werk in 22 boeken was geschreven als een verdediging van het christelijke geloof, omdat de niet-christelijke Romeinen de verwoesting van Rome in 410 toeschreven aan de verwaarlozing van de Oudromeinse cultus. De geschiedbeschouwing van dit werk heeft diepgaande invloed uitgeoefend.

Andere beroemde werken: Confessiones (ca.400) is als autobiografisch beeld minder betrouwbaar dan de van 386-87 daterende wijsgerige dialogen en het ter aanvulling daarvan dienende Retractationes, waarin hij streng oordeelt over zijn vroegere geschriften. Van zijn preken (Sermones) gelden bijna 400 voor authentiek. De correspondentie bestaat uit ca.270 brieven.

Als trouwe herder heeft hij vooral door zijn preken leiding aan zijn gemeente te Hippo gegeven. Maar omdat hij ook in geschrifte optrad tegen gevaren die in zijn dagen de gemeente en de kerk in het algemeen bedreigden, ging er van zijn activiteiten een werking uit, die, vanwege zijn diepe en brede theologische inzichten, ver de grenzen van zijn plaats en tijd overschrijdt. Vooral op drie fronten heeft hij gestreden, nl. tegen het dualisme van de Manichaeërs, dat hij uit eigen ervaring kende (o.a. in Contra Faustum Manichaeum), tegen de exclusieve kerkopvatting van de donatisten (o.a. in De Baptismo contra Donatistas) en tegen de verslapte genadeleer van de pelagianen (o.a. in De Spiritu et Littera en Contra Julianum).

Uitgaven: Laatste volledige uitgave is die der Mauriners, 11 dln. (1679—1700, vele malen herdrukt, o.a. bij Migne, P.L., dl. 32—47). Nieuwe uitgave in Corpus Christianorum sinds 1954. Daarnaast bestaan vele edities van enkele geschriften.

LITT. E.Gilson, Introduction ä 1’étude de SaintAugustin (1949); O.Noordmans, Augustinus (1952); F.van der Meer, Augustinus de zielzorger ; H.I.Marrou, Saint-Augustin et la fin de la culture antique (1958); C.Andresen, Bibliographia Augustiniana (1962); C.Andresen (red.), Zum Augustin-Gespräch der Gegenwart (1962); P. Brown, Augustine of Hippo, a biography (1967); T. J.van Bavel, Augustinus (1970); P.Brown, Religion and society in the age of Saint Augustine (1972). Tijdschrift: Revue des études augustiniennes (sinds 1955).