Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

majeur

betekenis & definitie

UIT:
'Niet slim van Wouter Bos om de senaat te bruuskeren' (Emile Roemer en Tiny Kox, de Volkskrant, 26 augustus 2013)

CONTEXT:
Ministers met MAJEURE wetsvoorstellen over pensioenversobering, bestuurlijke hervorming, een leenstelsel voor studenten en het uitkleden van de AWBZ zullen, als ze hun plannen door de Tweede Kamer weten te loodsen, het hoe dan ook moeilijk krijgen in de senaat.

:
aanzienlijk, gewichtig

UITSPRAAK:
[ma-jeur]

WOORDFEIT:
Het woord majeur is bij veel mensen vooral bekend als muziekterm: een muziekstuk in majeur ('toonsoort in grote terts') klinkt over het algemeen iets opener en vrolijker dan een stuk in mineur ('kleine terts'). Zie verder de Wikipedia.
Daarnaast is majeur een bijvoeglijk naamwoord, zoals in de context hierboven. Het Franse majeur betekent 'groter' en gaat terug op het Latijnse maior, de vergrotende trap van magnus 'groot'. De overtreffende trap is overigens maximus; dit woord leeft in het Nederlands onder meer voort in de woorden maximum en maximaal.