Wat is de betekenis van majeur?

2024-03-19
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

majeur

UIT: 'Niet slim van Wouter Bos om de senaat te bruuskeren' (Emile Roemer en Tiny Kox, de Volkskrant, 26 augustus 2013) CONTEXT: Ministers met MAJEURE wetsvoorstellen over pensioenversobering, bestuurlijke hervorming, een leenstelsel voor studenten en het uitkleden van de AWBZ zullen, als ze hun plannen door de Tweede Kamer weten te loods...

2024-03-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

majeur

majeur - Bijvoeglijk naamwoord 1. (muziek) een toonsoort met een opgeruimd karakter Na deze ernstige passage, eindigt het stuk in majeur. 2. (muziek) “groot” in de benaming van bepaalde intervallen, akkoorden en toonladders; wordt vaak genoemd in combinatie met het terts-interval ...

2024-03-19
Samenvattingen Wikipedia

Wiki (2017)

majeur

Voortekening Verwante toonaarden Parallelle toonaard fis-mineur Gelijknamige toonaard a-mineur Dominante toonaard E-majeur Subdominante toonaard D-majeur Toonladder a - b - cis - d - e - fis - gis - a Portaal Muziek. A-majeur, A grote terts of A-groot is een toonsoort met als grondtoon a. De voortekening telt drie kruisen: fis, cis en gis. Het is...

2024-03-19
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

majeur

Majeur (grote terts) is een toonsoort waardoor de muziek enigszins een opgewekt karakter krijgt; heeft bep. volgorde van hele en halve toonsafstanden: 1, 1, , 1, 1, 1

2024-03-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Majeur

afk. maj. [Fr. = groter, van Lat. major; zie maire] (muz.) grote-tertstoonsoort (vgl. mineur).

2024-03-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Majeur

grote terts; toonsoort

2024-03-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

majeur

groot terts (mus.).

2024-03-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Majeur

dur of grote terts

2024-03-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Majeur

mondig, meerderjarig; groter; grootst; hoogst gewichtig; la majeure partie, ’t grootste deel; mode (ton) majeur, majeurtoonaard; tierce majeure, grote terts.

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Majeur

v., (muz.) grote-tertstoonaard.

2024-03-19
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Majeur

(Fr.), grote terts-toonaard in de muziek.

2024-03-19
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

majeur

(Fr.) v. 1dur- of grote tertstoonladder; 2 meerderjarig; 3 hoogst gewichtig, majit, majat, (B.I.) lijk.

2024-03-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

majeur

v.; Fr. muz. grote terts, het mannelijk toongeslacht. (j = j).

2024-03-19
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

majeur

(Fr.), grote terts toonladder.

2024-03-19
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Majeur

(Fr.) (muziek), → Maggiore; Toongeslacht.

2024-03-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

majeur

(ma'jeur) v. [Fr. < Lat. major] Muz. grote tertstoonaard. Tgst. mineur.

2024-03-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

majeur

[Fr.] (het accent wisselt), v./m. (muziek) het grote-tertstoongeslacht (toongeslacht).

2024-03-19
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

majeur

majeur - v., dur- of groote terts.

2024-03-19
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Majeur

vr. Fr., dur- of groote terts-toonladder.

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Majeur

Majeur v. (muz.) groote-tertstoonaard.